fragment uit Het maaiveld
Mijn herinneringen aan de middelbare school zijn vaag en vreemd genoeg nauwelijks levendiger dan die aan de lagere school. Ik zie natuurlijk nog wel het mistroostige gebouw voor me; ik kan me nog enkele leraren en medeleerlingen voor de geest halen; ik herinner me enkele gebeurtenissen. Maar als ik overdenk hoe weinig ik van die zes jaren van mijn leven, op dit ogenblik ongeveer een tiende van mijn bestaan, in mijn geheugen heb bewaard, slaat de schrik mij om het hart.
Het was zeker geen gelukkige tijd. Den OLVA was een grijze school waar alles wat van het gemiddelde afweek onmiddellijk werd aangemaand om zo snel mogelijk weer in de pas te lopen. Het was geen school voor lieden die uit de band sprongen, een afwijkende of kritische houding werd er in de kiem gesmoord. Enkel scoren telde: op het rapport én op het sportveld want in sport meende het schoolbeleid dan toch een terrein te hebben gevonden dat neutraal genoeg was om excellentie op toe te laten. De excellentie van de lichamen. Voor de geest evenwel, de mens in het corpus, was het een school van het grijze midden, een verkavelingsschool. Op studiegebied overheersten discipline en competitiviteit. Opmerkelijk was dat de meeste studenten, zeker in de eerste jaren, die waarden kritiekloos en vrijwel onmiddellijk overnamen. De besten probeerden elkaar te overtroeven: met de beste notities, met de uitslagen van toetsen en examens, met het aantal uren dat er ‘geblokt’ werd – en tot hoe diep in de nacht voor een examen men daarmee had voortgedaan, of hoe vroeg men in de vroege uurtjes was opgestaan om er alsnog de laatste bladzijden in te pompen.