zaterdag 6 december 2025

LVO 326

fragment uit Het maaiveld


Hormonale factoren speelden in elk geval geen rol bij de verkiezing van de klasraad. Het Onze-Lieve-Vrouwecollege van Assebroek was een ongemengde jongensschool. Meisjes bleven voor de meesten van ons nog tot minstens 1979 vreemde wezens die we hooguit op weg naar huis het naburige Sint-Andreaslyceum zagen binnenfietsen of verlaten en er waren er maar weinigen die daar, behalve met een zus of zo, contacten onderhielden. De interactie tussen de leerlingen van beide colleges werd trouwens bemoeilijkt door de verschillende aanvangs- en afsluituren. In onderling overleg was een klein verschil afgesproken, naar verluidt met geen andere bedoeling dan om precies die ongeoorloofd geachte contacten tegen te gaan.(*)

Seks, erotiek en zelfs alleen maar lichamelijkheid waren in onze school hoe dan ook uitermate afwezige aspecten van het jongelingenbestaan. Er werd met geen woord over gerept. Enkele jongens verwierven een speciaal statuut door nog voor het eind van hun humaniora een lief te hebben en zich op die manier niet alleen aan de ongeschreven codes maar ook aan de vriendschappen en contacten met hun medeleerlingen te onttrekken. Een zeker ontzag viel hun te beurt. Maar zij waren uitzonderingen. Het fysieke part van ons bestaan leidde een spookachtig bestaan. Een niet-bestaan. Bijvoorbeeld het omkleden in de gemeenschappelijke kleedruimte van het zwembad verliep besmuikt. Schaamte, gêne en de angst gezien te worden overheersten. We probeerden onze prille piemels in de gemeenschappelijke kleedkamer, een kleedzaal eigenlijk, aan het zicht van de klasgenoten te onttrekken door de dag waarop we naar het zwembad moesten met de zwembroek al aan naar school te trekken en ons, na het zwemmen, met onze handdoek te omgorden alvorens het zwemslipje uit en onze onderbroek aan te trekken. Ondertussen wierpen we zijdelings een sluikse blik naar het in die grotere ruimte ingebouwde kleedhokje waarin de L.O.-leerkracht, met openstaande deur, zich omkleedde en afdroogde – weliswaar altijd met zijn rug naar ons gekeerd. Waarom stond die deur open? Daar hadden wij het raden naar. (Nu ik, zoveel jaar later, aan die toch wel bizarre situatie terugdenk, vermoed ik dat de zwemleraar, door zijn deur te laten openstaan, onze schroom wat wilde temperen, maar uiteraard valt de zweem van exhibitionisme die hieraan blijft kleven niet helemaal uit te sluiten. Alleszins wanneer in overweging wordt genomen dat wij in de loop van die zes jaar twee verschillende L.O.-leerkrachten hadden en dat de ene wel en de andere niet zijn deur sloot. Enfin, het blijft tobben.)




(*) ‘Ook verbroedering met de andere sekse was niet toegestaan: de meisjesschool die aan de onze was gekoppeld en vlakbij gehuisvest was, liet haar leerlingen een kwartier voordat de jongens werden losgelaten naar buiten, zodat ze de tijd hadden zich een flink eind te verwijderen van hun rooflustige en ontuchtige mannelijke tegenhangers.’ (Julian Barnes, Alsof het voorbij is, 141; vertaling Ronald Vlek)