NOOIT HETZELFDE
Het laatste wat ik hoor op de radio voor ik vertrek is dat liedje (https://www.youtube.com/watch?v=LFBryYpx_gc&t=39s&ab_channel=Simon-Topic) van Simon met Flip Kowlier, waarin het refrein ‘Altijd hetzelfde’ als een wurm in mijn oor kruipt.
Het is lang geleden, en ik denk: straks is het weer te warm of waait het te hard, laat mij deze goede gewoonte van vorige jaren terug opnemen. Ik dus om half zeven met nuchtere maag de fiets op, mijn gewone trekfiets, dus niet in koerspakje en zo, en het jaagpad op – neen de dertig per uur haal ik niet, al vind ik het wel een idiote maatregel. Alsof je als snelle fietser niet gewoon beleefd en voorzichtig kunt zijn.
Maar goed, is alles altijd hetzelfde? Neen, dat is het nooit. Mijn rondje (van net geen twintig kilometer) is wel steevast: zeven kilometer tot aan de Nieuwegebrug, dan het kanaal over en terug langs het weggetje naar Houtave, om dan voor Houtave terug, tegen de lage zon in kijkend, naar het oosten te rijden, door het bosje richting Meetkerke, en dan aan de kapel die midden op het T-kruispunt slaat rechtsaf, voor het vaartje nog eens rechtsaf, tot aan de molen en dan rechtdoor tot – opnieuw – het kanaal, links het jaagpad op, om dan over de nieuwe fietsbrug naar de overkant terug te keren en langs de roeiclub terug naar huis.
Het licht is anders, de begroeiing is anders, de wind is anders en wat ik zie en hoor is anders. Ja, hóren, zeker geen muziek of actualiteit in mijn oren, wel het suizen van de banden, het ruisen van de bomen, het krassen en gakken en fluiten en kwetteren van de vogels. Hóren hoe een haas over de droge akker wegfrut.
Waarom vluchten die dieren altijd? ‘Blijft rustig zitten,’ ben ik geneigd te zeggen. ‘Vreest niet!’ Maar neen, de blauwe reiger die als een paal op mijn oever zit vliegt krassend naar de overkant bij mijn nadering; de tien of twaalf zwaluwen die op een draad zonnen vliegen totaal overbodig weg bij mijn nadering; tientallen houtduiven die zich te goed doen aan de achtergebleven restanten op een pas geoogste graanakker klepperen de lucht in bij mijn nadering. Eentje slechts blijft op de telefoondraad zitten – hij doet me denken aan die ene man die in de massa niet zijn arm in de lucht strekte.
Het is nooit hetzelfde. Nooit eerder zag ik een volledig fazantengezin: een fertiel heteroseksueel koppel met wel tien kuikens achter zich aan, ook al paniekerig weghollend. Nooit eerder zag ik – vreemde combinatie – op dezelfde draad een torenvalk naast een duif. Oorlog en vrede samen. Geen conflict. Tolstoj. Associaties. Associatieverdragen.
Alleen de koeien die in tegenlicht fotogeniek staan te wezen komen naar mij wanneer ik stop om hen op gevoelige plaat vast te leggen. Dwazig staan ze aan de draad.
Op de nieuwe fietsbrug word ik voorbijgestoken door een jonge vrouw op een elektrische fiets. Op weg naar haar werk, ongetwijfeld. Wat zou ze doen? Wanneer ze al een eind verder is ruik ik haar zoete parfum. In de Maria van Bourgondiëlaan, de laatste, een bocht beschrijvende, rechte lijn, tel ik vier Saabs, waarvan twee met oude immatriculatieplaten: de bevolking, hier toch enigszins een economische elite, is aan het vergrijzen.
Thuis wachten mij douche, koffie en dit verslagje.