De potloden werden geslepen met een slijpmolentje dat met een sergeant was bevestigd aan het opklapbare deksel van de achterste bank van de linkse rij, aan de kant van het lokaal waar de hoge ramen op de speelplaats uitzicht zouden bieden als de onderste ruiten niet van mat glas zouden zijn. Elke week werd iemand anders als potloodslijper aangesteld: hij stak de potloodpunt in een gat in de zijkant van het apparaat en moest aan de andere kant aan het zwengeltje draaien. Het slijpsel verdween in het inwendige van het apparaat, in een ladetje dat, net als bij een koffiemolen, uitgeschoven kon worden om te worden geledigd.
We waren toen nog met weinig gelukkig.
Leren schrijven deden we in een tweede fase niet met kekke fluostiften maar met een kroontjespen en noteninkt. Bovenaan het schuin aflopende, tevens als opklapbaar deksel fungerend bovenblad van onze schoolbanken was, naast het gootje waarin we ons schrijfgerei konden deponeren, een gat uitgespaard waarin een witporseleinen inktvaatje zat. In dat vaatje moesten we onze pen dopen. Evident was het niet om met dergelijke utensiliën vlekkeloos te schrijven, maar nu ben ik ervan overtuigd dat dit moeilijk te hanteren gereedschap bij de meesten nu net bijdroeg tot de ontwikkeling van een regelmatig handschrift. De weg daarheen was bezaaid met talrijke hindernissen. Ik herinner mij dat ik bij het maken van een huiswerk met een kroontjespen bij het schrijven van het allerlaatste woord een gigantische, niet weg te krabben vlek maakte, en welke emotie van hevige teleurstelling en zelfs wanhoop dat bij mij veroorzaakte. Later, toen er een prijzige Geha-vulpen werd ingevoerd met vervangbare inktpatronen en een innoverend ergonomisch ontwerp – de plekken waar de vingers de penschacht moesten raken waren met een uitsparing in reliëf aangegeven – kon het doorstane kroontjespennenleed des te meer zijn vruchten afwerpen.
Er moeten ongetwijfeld studies bestaan over hoe de aard van het schrijfmaterieel het schrijven beïnvloedt. Wie moeizaam heeft leren krassen met een kroontjespen die af en toe bleef haperen aan een papiervezel, met een moeilijk te verwijderen spat als gevolg, schrijft wellicht anders dan de vroege bezitter van een zacht over het papier glijdende Parker-vulpen, zoals een kind dat van kleins af aan alles te voet moet afleggen een andere voeling heeft met de omgeving dan zijn klasgenootjes van betere komaf die overal naartoe worden gevoerd. En net zo verandert het schrijven samen met het schrijfgerei: kroontjespen, vulpen, balpen, potlood... Het schrijft allemaal anders dan een typemachine. Na een bladzijde met de hand te hebben volgeschreven, zit de kramp al in de vingers. En schrijven is schrappen, zegt men, maar dat is niet altijd even gemakkelijk. Scheermesje, Tintenkiller, gom – dat is allemaal behoorlijk omslachtig. En met de typemachine van mijn vader waarop ik leerde tikken was het al helemaal een klus om een fout te herstellen. Je kon met een correctieblaadje achter het lint een wit kalkachtig laagje op de foute letter hameren, om dan vervolgens daaroverheen de juiste letter te tikken. (Het paradoxale van die bewerking was dat je de gemaakte fout moest overdoen: je kon de foute letter enkel wegwerken door, nu met het correctieblaadje tussen letterhamertje en blad, nogmaals diezelfde foute letter te tikken. Vanuit pedagogisch perspectief valt daar wel een en ander over te zeggen.)
Met het oog op het uittikken van mijn licentiaatsverhandeling schafte ik me met mijn vakantiejobsalaris een vroege elektronische Olivetti aan. Een klein schermpje tussen toetsenbord en rol toonde wat je schreef, en zolang je niet aan het eind van de regel was gekomen kon je de ingetikte tekst nog verbeteren – maar eens daar voorbij ratelde de machine de opgespaarde woorden op het blad en konden fouten opnieuw enkel op ambachtelijke wijze worden weggewerkt. De tekstverwerker veranderde de manier van schrijven ingrijpend. Met als gevolg – en het onderzoek dat daarover moet zijn gevoerd zou ik wel eens graag inkijken – dat er veel meer en veel sneller en wellicht ook veel ondoordachter wordt geschreven. En dan heb ik het nog niet gehad over het schrijven op een smartphone, die de woorden als het ware vanzelf vormt zodra je de eerste letters ervan hebt ingevoerd, met als gevolg massa’s fouten – waaraan hoe langer, hoe minder aandacht wordt besteed. Of denk aan wat spraaktechnologie met het schrijven doet: het toestel ‘schrijft’ voor jou wat je inspreekt. De spreektaal verdringt de schrijftaal, en meteen ook alle wendingen, associaties, figuren die hun bestaan te danken hebben aan het trage tempo en de moeizaamheid die het schrijven vergt. We zijn ver afgedwaald van wat Eric de Kuyper beschrijft: ‘Dat je je door het schrijven herinnert, dat het krassen van de pen op het papier (en niet de petite madeleine) je in staat stelt herinneringen op te roepen, is voor de schrijver een opwindende gebeurtenis.’ Dat kun je niet ervaren als je nooit met een pen geschreven hebt. Zoals je ook nooit een fatsoenlijk handschrift zult ontwikkelen, de kramp zult voelen in je vingers en de begrensdheid van de fysieke handeling die het schrijven tot voor kort altijd geweest is zult ervaren.