fragment uit Het maaiveld
Echt leren schrijven deed ik natuurlijk pas op school, in het eerste leerjaar. Bij meester Dezutter, Willy Dezutter. Ik ben die man – die nog maar onlangs overleed, vernam ik toevallig, hij ruste in vrede – eeuwig dankbaar. Hij vroeg ons eindeloze reeksen tekens te tekenen. Eerst enkel nog de kleine letters – de hoofdletters zouden pas in het tweede leerjaar volgen, als een bekroning. Een prent met het voorbeeldalfabet hing boven het groene schoolbord waarop ‘meester’ Dezutter met wit krijt schreef – en net zo waren op die prent de witte schoonschriftletters op een groene achtergrond afgedrukt. Ideale letters waren het, perfecte letters. Ze vormden samen het perfecte alfabet. We zouden het nooit kunnen evenaren, maar we konden er wel naar streven. De letters op die prent toonden ons de idee van hun platonisch-ideale zelf: zo moet het. Zo moet je de a schrijven: je tekent een kleine cirkel, beginnend bij drie uur en tegen de richting van de wijzers van de klok in (een klok die je ook nog moet leren lezen – wat valt er veel te leren!, als je op voorhand zou weten hoeveel er moet geleerd worden, je zou nooit de moed hebben om eraan te beginnen) – je begint dus bij drie uur tegen de wijzerzin in, en je verlaat, opnieuw bij drie uur aangekomen, middelpuntvliedend die cirkelgang om een eindje, als een raket, de hoogte in te gaan, maar je ruimtetocht is van korte duur want nog voor je de hoogte hebt bereikt die correspondeert met het hoogste punt van de cirkel, met twaalf uur dus, val je alweer naar beneden, je komt nog eens, ten derde male, bij drie uur uit, maar je valt nog verder, tot je bijna de lijn bereikt waarop je je cirkel hebt laten rusten, en dan teken je er, naar rechts uitwijkend, nog een half krulletje bij, zodat de raaklijn die je rechts van de cirkel hebt getekend als een omgekeerde Charlie Chaplin-wandelstok op de schrijflijn rust. En pas dan mag je potlood, waarmee je dit teken hebt getekend, waarmee je deze letter hebt geschreven, het papier loslaten.
Kijk, hoeveel woorden je nodig hebt om die beweging te beschrijven. Hoe ingewikkeld het is om een a mooi en juist te tekenen. Te schrijven. En dan nog eens, en nog eens, en nog eens. Tot de hele lijn volstaat. En dan de lijn eronder. En de lijn dááronder. En dan begin je met een paar lijntjes met b’s. En c’s.
En dan leer je hoe je al die letters met elkaar kunt, nee moet verbinden. Zonder ook maar één keer je potlood op te heffen. Dat mag je enkel om een dwarsstokje aan de t te zetten, als een ra aan de mast. Of een puntje op de i. En twee op de ij.
Schoonschrift, zo heet die discipline. En God, wat zou het nog lang duren vooraleer ik mooi kon schrijven.