MOOIE RAMPSPOED
In de gedaante van het meisje Juliette treedt schoonheid het vredige dorp binnen. Schoonheid is nedergedaald ‘op aarde’. ‘[W]eten wij wat we met schoonheid aan moeten onder de mensen?’ (82) Neen, luidt het antwoord, want de mensen zijn ‘gulzig (…) ze willen bezitten’. (62) Aanvankelijk verdubbelt cafébaas Milliquet zijn omzet, maar dan slaan begeerte en afgunst toe. Schoonheid verstoort de verhoudingen tussen de mensen. Het landschap – wolk, burcht, meer – luistert mee en kijkt toe. De atmosferische omstandigheden zorgen voor een aangepaste licht- en klankband. Gebladerte en golven glimmeren en ritselen. Ramuz evoceert deze warreling met voortdurend wisselende werkwoordtijden en standpunten.
Charles Ferdinand Ramuz, Schoonheid op aarde (vertaling (2022) door Rokus Hofstede van La Beauté sur la terre (1927))