dinsdag 29 augustus 2023

Mircea Cărtărescu, Solenoïde

notitie 395

SCHURFT EN MIJTEN


Het gebeurt niet elk jaar dat ik, die mezelf toch wel een ijverige lezer mag noemen, een volkomen nieuwe literaire stem ontdek. Meer nog, het gebeurt hooguit één keer per decennium, soms zijn het er twee. Het aantal echt nieuwe schrijvers die ik tot hiertoe heb ontdekt, is bijgevolg, gezien mijn nog erg jeugdige leeftijd, zeer beperkt. Het zou een goede oefening zijn om eens precies op te sommen om welke schrijvers het dan wel gaat – ik hou het voorlopig, in chronologische volgorde en onder anderen, bij Reve, Márquez, Joyce, Flaubert, Brouwers en Sebald, en daar is nu dus de mij voorheen volslagen onbekende Roemeen Mircea Cărtărescu bijgekomen.

Maar misschien moet ik eerst eens nader definiëren wat ik onder een nieuwe literaire stem versta.

Het is in elk geval een belangrijk iets want uiteindelijk is zo’n nieuwe stem altijd datgene waarnaar een lezer op zoek is. Ik bedoel een échte, ijverige, meerwaarde-zoekende lezer. Niet een lezer die vrede neemt met een spannend verhaal of met filosofisch comfort omdat hij ideeën aantreft die zijn behoefte aan zingeving lenigen, of met psychisch comfort in de vorm van, bijvoorbeeld, herkenning, overeenstemming met de eigen ervaring dus. Een nieuwe stem heeft, méér dan met inhoud, met vorm te maken. Met stijl. Met het juiste akkoord tussen vorm en inhoud. Een nieuwe stem schrijft zodanig dat je een geïsoleerde kenmerkende zin van zijn – of haar! (Yourcenar) – hand meteen herkent tussen honderd zinnen van anderen. Een nieuwe stem heeft een eigen melodie. Maar een nieuwe stem opent ook een nieuwe wereld, of juister: een manier om naar de wereld te kijken (Auster). Een nieuwe stem verandert je.

(Reve brengt frustratie en humor samen; Joyce wrikt het solipsisme open met zintuiglijkheid en intertekstualiteit; Flaubert breekt romantische vooringenomenheden af; Brouwers brengt, zoals hij voortdurend zelf zegt, alles met alles in verband; Sebald legt de geschiedenis in het landschap bloot; Yourcenar verdwijnt in haar historische vertellingen en is daarin, paradoxaal genoeg, indirect zeer aanwezig; Auster doet je verdwalen in een wereld van patronen en temporele verschuivingen. En dan zijn er nog Proust, Saramago, Mutsaers, Bernhard, Marías – ach, al die decennia, wat ben ik al oud.)

Cărtărescu dus. Mircea Cărtărescu. Geboren in Boekarest, 1956. De boekhandels in die stad liggen vol met zijn boeken, naar verluidt. Met stápels van zijn boeken, die op zich al dik zijn. Cărtărescu is groot in Roemenië, en wordt dat stilaan ook daarbuiten. Als hij niet, zoals een aantal van de namen hierboven, te vroeg sterft, wint hij de Nobelprijs. Ik zou zeggen dat ik mijn schoenen opeet mocht dat niet zo zijn – maar ja, wie zal uitmaken wat te vroeg sterven is.

De turf van 850 bladzijden Solenoïde hier in kort bestek samenvatten is natuurlijk ondoenbaar. En eerlijk gezegd – het zou een stukje hoogst oninteressant proza opleveren. Het verhaal speelt zich af aan gene zijde van de waarschijnlijkheid, er gebeuren fantastische, ik bedoel phantasy-achtige dingen in, eigenlijk draait het helemaal niet om het verhaal over een gefrustreerde schrijver met jeugdtrauma’s waarop het aanvankelijk lijkt en zoals we er al zoveel hebben gelezen. Het gaat om: een sfeer, een levensgevoel, de stad ook (Boekarest), een algemeen klimaat van verval, chaos, crisis. Het gaat om: wat het betekent om een mens te zijn. Het gaat over leven en dood en over, uiteindelijk – want wie, in godsnaam, is op het idee gekomen om ons op te zadelen met het besef van onze eigen vergankelijkheid en van het feit dat we slechts één van de vele mogelijke levens kunnen leiden? – de enige mogelijkheid om aan deze ondermaanse hel, aan de onvermijdelijke ontbinding van het lichaam te ontsnappen: ‘de ontsnapping, het enige doel van ons bestaan’ (589). Over liefde, dus.

Is de wereld niet hoe dan ook een gruwelijk oord? Leven we niet een oogwenk op een stofje in de eeuwigheid? Worden we niet gek in dat weke omhulsel van vet, kraakbeen en botten van ons lichaam? Moeten we niet, dag na dag en uur na uur, de gedachte verdragen dat we ouder worden, dat onze tanden uitvallen, dat we afgrijselijke ziekten zullen krijgen en nachtmerrieachtige gebreken gaan vertonen, dat we zullen lijden en vervolgens zullen verdwijnen en nooit zullen terugkeren om de wereld vorm en zin te geven?’ (687)

Voilà, ik zei al dat mijn samenvatting teleurstellend zou zijn. Ik kan eigenlijk alleen maar zeggen dat u het boek moet lezen om te weten waarover het gaat – en dan nog…

Neen, u moet het boek lezen – enfin, u moet just niks, maar u begrijpt mij wel – omwille van de taal (en de ongetwijfeld (want ik kan dat niet verifiëren) uitmuntende vertaling van Jan Willem Bos – wat een prestatie!). Solenoïde is een festijn van barok taalgebruik, eigenzinnig vocabulaire, schier eindeloze opsommingen, vakkundig uitgestrooide herhalingen (‘Veel wordt herhaald, identiek of met subtiele afwijkingen (…)’ (313)), vloeiend ritme, zorgvuldig gekozen motieven en bijwijlen memorabele beeldspraak.

Mircea Cărtărescu is zich zeer bewust van de heikele status van het door hem beoefende genre: ‘per definitie is geen roman in staat de waarheid te vertellen, het enige wat ertoe doet, is de inwendige waarheid van het leven van degene die hem schrijft’ (214). Solenoïde speelt zich maar ten dele af op het niveau dat wij gewoon zijn de realiteit te noemen en gaat over de vaak schimmige grenzen tussen droom, hallucinatie, metafysica en herinnering, tussen waarheid en ‘het onmogelijke concept van de werkelijkheid’ (451), tussen pijn en genot, tussen de ambities van de schrijver en de verwachtingen van de lezer..., en begeeft zich zowel hyper als infra: Cărtărescu neemt ons mee, samen met zijn ik-figuur, naar ‘de angstaanjagende, zwijgzame pascaliaanse ruimtes’ (824) maar ook naar de diepste krochten van het menselijk lichaam: het hart en de bloedvaten, de kronkels in de hersenen en het gerommel in de darmen, de grillen van de onderbuik. De bladzijden bulken van schurft en schimmels, van de mijten die graven in de huid en van allerlei ongedierte, wormen, parasieten, larven, kevers, torren: de fauna en flora van het verval, en het hele gamma van excreties en lichaamssappen dat we doorgaans niet te zien krijgen en/of niet willen zien. Maar dat er wel degelijk is. In een van de beklijvendste scènes bevinden we ons in een duistere zaal vol verlichte vitrines waarin monsterlijk uitvergrote specimen van dat soort beestjes staan uitgestald. Of neem de passage waarin de ik-figuur in de huid van een mijt kruipt, of – Gregor Samsa-gewijs – in een mijt verandert.

Solenoïde is een wanhopig protest tegen verval en dood, een pamflet dat uiteindelijk – uiteraard! – niet ontkomt aan zijn eigen vergeefsheid. En op de achtergrond, bijna ongemerkt, vangen we, ‘in het ellendige tijdperk waarin we leven’ (601), een glimp op van een stad en een land die decennia hebben gekreund onder een geestdodend regime – waarmee Solenoïde een des te krachtiger pleidooi voor vrijheid is omdat die glimp zo onnadrukkelijk is. ‘In het kapitalisme is sprake van uitbuiting van de mens door de mens. In het communisme is het precies andersom.’ (254)

O ja, ik vergat nog Borges en Kafka – die horen natuurlijk ook thuis in het rijtje. En zo ben ik al, door veel te lezen, al veel meer dan een eeuw oud: lezen verlengt het leven! (‘Na tienduizend boeken te hebben gelezen, kun je niet om de onvermijdelijke vraag heen: waar was mijn leven al die tijd?’ (52)) Borges en Kafka zijn beide in Solenoïde aanwezig: in de labyrintische krochten, in een onmogelijk manuscript (hier het vijftiende-eeuwse Voynich-manuscript https://beinecke.library.yale.edu/collections/highlights/voynich-manuscript), in de ontoegankelijke burcht, in het vermoeden van dimensies waar de gangbare logica’s niet van kracht zijn. Ook dat alles is Solenoïde.

Zei ik ‘een nieuwe stem’? Ja, dan wel met de toevoeging dat een volstrekt nieuwe stem na de moderniteit misschien onmogelijk is geworden, dat ook in de nieuwste stem de oudere en vertrouwde stemmen zullen meeresoneren. Want hoe belezener de lezer, hoe minder onbevangen hij is. Of zij. Hoe minder onbeschreven zijn blad.


Mircea Cărtărescu, Solenoïde (vertaling (2022) uit het Roemeens van Solenoid (2015) door Jan Willem Bos)