voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen
Moet een dag van nationale rouw reclamevrij zijn?
Ik vernam zonet op het VRT Radio 1-journaal dat er morgen, op de dag van nationale rouw die is afgekondigd naar aanleiding van het busongeluk in Zwitserland waarbij 28 Vlaamse en Nederlandse kinderen en volwassenen om het leven zijn gekomen, op de openbare radio geen reclame zal worden uitgezonden. Ik weet niet wat de commerciële radiozenders plannen.
Vlaggen halfstok, een minuut stilte, aangepaste radio- en televisieprogrammatie: de overheid probeert met dergelijke, in hoge mate symbolische, maatregelen het stuurloze verdriet en de existentiële wanhoop die bij elke rechtgeaarde mens opkomen naar aanleiding van een volkomen absurde en niet – en in geen enkel zingevingsysteem – tot enige zin te herleiden gebeurtenis een beetje te kanaliseren. Daarom is het bijvoorbeeld ook goed dat politici en andere gezagsdragers zichtbaar aanwezig zijn op momenten van collectieve rouwbeleving. Zij kunnen het gemeenschapsgevoel, dat nodig is voor de verwerking, versterken. Het is dan ook platvloers om elk publiek optreden van een prominente figuur als opportunisme te brandmerken.
Maar wat kan een reclamevrije dag op de openbare zender bijdragen tot de nationale rouw?
Begrijp mij niet verkeerd. Uiteraard vind ik dat de dag van nationale rouw van morgen het best zo sereen mogelijk blijft: halfstok, minuut stilte, aangepaste programma’s (bijvoorbeeld geen aflevering van ‘Kinderziekenhuis Manchester’, zoals gisterennamiddag te elfder ure werd beslist). En dus ook: géén reclame.
Maar de maatregel zet mij aan het denken. Waarom wordt reclame niet passend geacht voor een dag van nationale rouw? Wat kenmerkt dan die reclame, die wij op gewone dagen quasi gedachteloos over ons heen laten gaan en waardoor wij ons zelfs laten beïnvloeden, hoe kritisch wij er ook tegen aankijken, opdat zij niet compatibel wordt geacht met een dag van stilte, inkeer en ingetogenheid? Met een dag van oprechte gemeenschapszin, een dag van uitdrukking geven aan ons onvermogen om het leven en de dood in al hun aspecten, onder meer de manifeste zinloosheid, volledig onder ogen te zien?
Ik weet het. Het is niet omdat de reclame wordt gekenmerkt door een schier ondraaglijke lichtheid, door een onbehaaglijk stemmende frivoliteit, door een onbeschaamde opdringerigheid. Het is niet omdat reclame vaak ronduit lelijk, luid en hinderlijk is. Het is omdat reclame per definitie leugenachtig, onoprecht en vals is. Want wat is reclame? Goederen en diensten worden aangeprezen. Oké, daar is op zich niets mis mee. Maar de winst die beoogd wordt, is altijd, onvermijdelijk, gebaseerd op een in min of meerdere mate onethische ondergrond: woeker, kinderarbeid, ecologische roofbouw en nog veel meer vormen van intentionele en vermijdbare criminaliteit aan de kant van de producent; hebzucht, profileringsdrang, kuddegedrag en denkluiheid aan de kant van de consument. Aan reclame is er niets dat ethisch hoogstaand is. Het is een door en door verdorven onderdeel van het economisch leven en we zouden – ik heb het al vaker gezegd – beter af zijn als er geen reclame zou bestaan, als reclame gewoon verboden zou worden. Dan zou de reclame, die nu als al te vanzelfsprekend wordt getolereerd, niet zo’n gigantische invloed op ons dagelijkse leven uitoefenen, een invloed die veel verder strekt dan het ongemak dat wij moeten ervaren gewoon als wij bijvoorbeeld op de radio of op het internet de actualiteit willen volgen, of als wij in het straatbeeld overal logo’s en slogans op ons moeten laten inwerken, of als wij merken dat bijvoorbeeld het culturele aanbod waarmee wij de kwaliteit van ons leven willen opkrikken in steeds grotere mate afhankelijk wordt van sponsoring.
Daarom zeg ik: als wij op een dag van nationale rouw inzien dat reclame ongepast is, wat houdt er ons dan tegen om het op gewone dagen in te zien?
De vraag moet dus niet luiden: ‘Moet een dag van nationale rouw reclamevrij zijn?’, maar: ‘Waarom zouden we niet elke dag reclamevrij maken?’