De waarnemingen tijdens deze rit zijn van velerlei aard:
meteorologisch: mooi weer, matig warm, de tegenwind op de heenweg garandeert nog geen gunstige wind bij het terugrijden;
entomologisch: ik rijd soms door wolken kleine insecten; ze belagen me; eentje vind er een weg door mijn neus naar…
pneumologisch: …mijn luchtpijp – dat is lastig;
olfactorisch: de geur van stallucht en mengvoer is repugnant;
verkeerskundig/strafrechtelijk: een Cayenne steekt me met zeker honderd per uur voorbij op een plaats waar niet eens auto’s mogen rijden;
ornitologisch: bruine kiekendief; zwaluwen die verzamelen op de draden; duiven die op de stoppels van de afgereden korenvelden grazen (of hoe heet het wat ze daar doen? pikken? scharrelen?);
existentieel: de laatste keer dat ik hier reed waren die korenvelden nog groen – er is alweer een zomer voorbij;
ferroviair/auditief: de treinen van en naar Oostende rijden vanwege de zuidenwind hoorbaar voorbij;
sportief: talrijk zijn de solitaire en in groep rijdende recreatief-sportieve fietsers; ik probeer er eentje die tegen wind met 32 per uur rijdt te volgen maar moet al snel deze poging staken;
lumineus: sommige van deze fietsers merk ik op de heenrit pas op het laatste ogenblik op door het tegenlicht van de lage zon – daarom houd ik uiterst rechts;
accidenteel: ik rijd, door dat tegenlicht, helemaal in het begin van de rit bijna tegen een tweepersoonskano die door zijn gebruikers over de straat van het kanaal naar het schippershuis wordt gedragen en word in de terugrit bijna aangereden door een achteruit manoeuvrerende auto-met-paardenaanhangwagen;
conditioneel: ik had beter verwacht na mijn vijfhonderd kilometer in de bergen.