Wineke de Boer, blijkens de toelichting achterin ‘[V]rouw, 1.76 m, roodharig (henna), bruine ogen, veel wenkbrauw’, debuteert onder de titel Spinazie met 21 gedichten. Het is een ongelijk allegaartje geworden, van melig meisjesgeneuzel tot, wel ja, hier en daar een regel die heel even blijft hangen.
Prematuur, dat is dit debuut in elk geval. Zie maar het gedicht ‘Chocoladekus’ – de chocoladekus is wellicht van iemand die net chocolade heeft gegeten gekregen, van ‘een meisje / met de kogelste biceps en / de vlinderste lippen’. ‘[N]a die chocoladekus / […] / durf ik wel met haar / onderdekensovermannen.’ Je hoort nu al het gegiechel, en inderdaad: het weerklinkt in de volgende strofe: ‘We drinken reuzebekers thee, / fluisteren en giechelen.’
Relatief veel jongemeisjesgeneuzel, huis-tuin-keukenwissewasjes, egotripperige ijdeltuiterij. Gelukkig stijgt Wineke daar hier en daar eventjes bovenuit. De eerste twee regels van het gedicht ‘God’ bijvoorbeeld: ‘Ver weg durf ik jou / wel diep in mij te nemen.’ En de eerste strofe van haar titelgedicht zou goed passen in een verdienstelijke jongerenbundel:
Houd je stil.
zeg maar niks.
Je stilte is
voor mij spinazie.
Stille spinazie, ik vraag me af of het al is voorgekomen in de vaderlandse poëzie. En ’t is eigenlijk niet gek gezien: zo’n blad spinazie kan inderdaad behoorlijk stil zijn. Maar De Boer mikt natuurlijk verder. De lezer weet immers niet of ze baalt van spinazie. Misschien is ze er wel tuk op! En in dat geval is die stilte welkom!
Het menstruatiegedicht ‘Bloeddorst’ beklijft al wat meer.
Het is geen gelaten wachten,
het is bloeddorst.
Ze grijnst en perst dat slijmerige bed eruit,
elke maand opnieuw en zelfs vaker.
Haar lijf schijt op de maandag
en gunt dat ongeboren wonder het licht niet in de ogen.
Dus, laat ze graag die buik verdrogen
in ruil voor altijd ronde appelborsten,
voor een ongeschonden pruim
voor altijd voor zichzelf.
[…]
zeg maar niks.
Je stilte is
voor mij spinazie.
Stille spinazie, ik vraag me af of het al is voorgekomen in de vaderlandse poëzie. En ’t is eigenlijk niet gek gezien: zo’n blad spinazie kan inderdaad behoorlijk stil zijn. Maar De Boer mikt natuurlijk verder. De lezer weet immers niet of ze baalt van spinazie. Misschien is ze er wel tuk op! En in dat geval is die stilte welkom!
Het menstruatiegedicht ‘Bloeddorst’ beklijft al wat meer.
Het is geen gelaten wachten,
het is bloeddorst.
Ze grijnst en perst dat slijmerige bed eruit,
elke maand opnieuw en zelfs vaker.
Haar lijf schijt op de maandag
en gunt dat ongeboren wonder het licht niet in de ogen.
Dus, laat ze graag die buik verdrogen
in ruil voor altijd ronde appelborsten,
voor een ongeschonden pruim
voor altijd voor zichzelf.
[…]
En zo zijn er in die 21 gedichten nog wel enkele momenten die je niet meteen wilt vergeten. Maar over het algemeen? Eens in het bijgevoegde curriculumpje kijken wat Wineke de Boer nog allemaal zou kunnen doen behalve dichten. ‘Houdt niet van telefoneren.’ Maar wel van: ‘gewichtheffen’. Of van: ‘in de kamer ronddansen als er een leuk liedje is op de radio’. Lijkt me een goed idee, Wineke.
Wineke de Boer
Spinazie
Voetnoot, Amsterdam, 2008
48 p./ € 15
Deze recensie verscheen in Poëziekrant 2009-3