Een achtervolging op de fiets door de Polders. Mijn achtervolger dreigt me in te halen, maar dan is daar reddende engel Guy Verhofstadt. Ik mag instappen in zijn limousine, hij is op weg naar de Heizel, naar een wedstrijd van de Rode Duivels. We rijden het stadion binnen door een poort, parkeren de auto in een zwaar beveiligde ondergrondse garage. Net voor de match begint moet ik dringend plassen. Het sanitair is al veel minder chique dan de auto en de garage en de zitjes van de eretribune. Het gaat om dubbele pissijnen, en ze zijn allemaal bezet, op één na. Ik kies voor die ene maar ik ben nog niet aan het pissen of er staat al iemand naast me. Later in de droom heb ik te maken met een luchtmachtpiloot. Er wordt in het eskadron ook gefietst – wat ik dan ook doe – maar na het fietsen blijken de fietsenstallingen erg onpraktisch. Sommige fietsen worden niet ordentelijk gestald maar lukraak tussen de rekken geparkeerd – dat is onder meer het geval voor een tandem met een reusachtig versnellingsapparaat – waardoor je eigen plaats geblokkeerd raakt, wat de chaos alleen maar verergert. Voor ik in de droom aanstalten maak om met de piloot in zijn straaljager op te stijgen en een rondje boven Brussel te maken, is er nog een akkefietje met een jongen die in een restaurant dat volledig op de straat geopend is eten staat te bereiden. Hij heeft dringend twintig euro nodig – ik droom al in euro! – maar dat mag niet geweten zijn. Ik laat mij overtuigen en hem beloven dat hij de twintig euro zal teruggeven zodra hij ze met zijn maaltijdinkomsten zal hebben terugverdiend. Ik roep hem bij me in een hoek van het restaurant, en probeer daar ‘ongemerkt’ het in de lengte gevouwen bankbiljet te overhandigen. Maar dat gebeurt zo stuntelig dat uiteindelijk iedereen het in de gaten heeft.
(psychoanalytische of pychoanalyserende duidingen zijn welkom)