maandag 13 februari 2006

Mijn woordenboek (108)

ACHTERSTAND
Er zijn twee soorten achterstand, zou je zo op het eerste gezicht kunnen zeggen: de overbrugbare en de onoverbrugbare. De onoverbrugbare leidt tot frustratie of berusting. Tot defaitisme, gelatenheid, eventueel een gevoel van voorbestemdheid – dit in contrast met wie voorsprong heeft: die heeft het vooral over eigen verdienste en inbreng. Onoverbrugbare achterstand is steriel, oninteressant.
Dat brengt me op een ander onderscheid: interessante en oninteressante achterstand. Oninteressante achterstand is deze die niets bijbrengt, die de achterliggende op geen enkele manier de mogelijkheid verschaft om boven zichzelf uit te stijgen, iets te leren, op de een of andere manier groot te zijn in het verlies. Interessante achterstand daarentegen is deze die, paradoxaal genoeg, tot winst kan leiden. Ook al is hij onoverbrugbaar. Winst niet in de krachtmeting zelf, maar in de manier waarop met het verlies daarin wordt omgegaan. Interessante achterstand wijst op een voorsprong in iets anders, in het vermogen met name om met tekort om te gaan, in de ootmoed die maakt dat vrede niet alleen in winst kan worden gevonden maar ook, en misschien nog wel meer (want alles draait, uiteindelijk, uit op verlies), in het ten onder gaan. Laat wie voorop lopen maar zwelgen in de roes van de overwinning, die altijd tijdelijk is. Ik, hier achteraan, geniet van en leer uit het overzicht dat vooraan niet te krijgen is. Ik overzie, leer mijn mogelijkheden kennen, de kansen waarnemen om het een volgende keer beter te doen. Ik zie dat mijn verlies uiteindelijk een zelfoverwinning kan zijn – en misschien is die waardevoller dan de overwinning van die andere die in mij alleen een verliezer ziet in de discipline waarin hij excelleert. Slavenmoraal? Kan zijn. Maar God, wat moet het lastig wezen een Übermensch te zijn.