vrijdag 28 augustus 2020

per fiets naar de Midi 12


200809

etappe 8/9 – Valence-Orange – 125 km (a)

300 kilometer scheiden mij nog van de camping waar de auto staat die ik naar Brugge moet overbrengen. En waar ook A., D., B. en J. me opwachten. De rekensom is vlug gemaakt: het moet mogelijk zijn om die afstand in twee dagen te overbruggen. Maar dan zonder bergen en omwegen, in een rechte lijn langs de rivier tot Avignon, en van daaruit langs de Durance tot aan de voet van het laaggebergte waar, iets meer naar het noordoosten, op een hoogte van vijfhonderd meter, het meer van Sainte-Croix op me wacht.

Ik bevind mij helemaal alleen in de ontbijtzaal: croissants, Frans brood en alle mogelijke beleg zijn in rijkelijke hoeveelheden aanwezig. Op het laatst krijg ik het gezelschap van een jong koppel, dat gemondmaskerd de gelagzaal betreedt. Het is duidelijk wie van beide de plak zwaait. De jongen heeft zijn masker wel heel eigenaardig opgezet. Het is er niet zo een waarbij twee elastiekjes achter de oren worden gehaakt, maar een dat met vier touwtjes en twee strikken moet worden vastgemaakt. Een van de twee strikken is, vreemd genoeg, bovenop zijn hoofd vastgemaakt, waardoor ik moet denken aan een paasei met een strik of aan een stripverhaalfiguur met kiespijn. 


Ik verlaat Valence via de Nationale 7 en moet natuurlijk aan het liedje denken van Charles Trenet, met dien verstande dat de versregel ‘On est heureux Nationale 7’ hier niet meteen van toepassing is: de buitenwijken en kmo-zones en het drukke autoverkeer deprimeren me. Als dit is waar het kapitalisme toe geleid heeft, samen met de afbraak van het rurale Frankrijk en het verdwijnen van de kleine dorpsgemeenschappen, dan is er onderweg toch iets grondig misgegaan.

Vlak voor Montélimar, dat mij een andere liedje voor het geestesoor brengt, zie ik, gezeten op een terrasje langs de kant van de weg, een oude bekende: Johan, de man die ik gisteren op sleeptouw nam naar Valence! Hij is vanmorgen al om vijf uur vertrokken. We drinken samen een koffie en slaan een praatje, maar we zijn volwassen genoeg om te beseffen dat dit tweede toeval niet hetzelfde kan teweegbrengen als het eerste – en we nemen al vlug afscheid. In Montélimar zelf stop ik nog eens, nu voor een cola. Zowel hier als daarnet met Johan was de bediening uitermate onvriendelijk – dat steekt, zeker als je moe bent en in deze hitte.