donderdag 18 mei 2017

100 voorwerpen 19


(gebaseerd op Neil MacGregor, Een geschiedenis van de wereld in 100 voorwerpen)

Gouden schoudermantel, Noord-Wales (1900-1600 v.C.)

Het moet zijn dat toen het tin uit Cornwall en het koper van Wales, samen van doen
om brons te maken, van grote waarde waren – anders valt toch niet te verklaren
dat de grafschenners van Bryn-yr-Ellylon rond het door hen ontheiligde geraamte
niet alleen een met leder gevoerde schoudermantel van fijn bewerkt, zacht-frêle
goud aantroffen, maar ook kralen van barnsteen, aangevoerd uit Baltische staten?

Als wolven verscheurden ze de gulden mitella en verdeelden onderling de flarden.
Zij verstoorden en verbraken en verstrooiden wat nog restte van het geraamte
van de prins want in diens botten en gebeente ontwaarden ze in 1833 geen waarde.
Van archeologie hadden zij nog nooit gehoord, zij kenden enkel hun eigen tijd.
Ware het niet dat een notitie van de argwanende eerwaarde vader pastoor Clough

Londen bereikte en aldaar het Genootschap van Oudheden, geen haan had ernaar
gekraaid, laat staan zoveel later een parafraserende rijmelaar. Het duurde meer
dan een eeuw – maar wat is, ochgot, een eeuw op Bryn-yr-Ellylon? – eer de geleerden,
met inzet van overtuigingskracht en ponden, voldoende stukken hadden verzameld
om het kleinood en zijn eer te reconstrueren en te zien wat het moest zijn geweest.

Daarmee gaf de schat niet al haar geheimen prijs. Wie had de mantel gedragen?
Tijdens welke vergulde ceremonieën? In welke rivieren werd het goud gewassen?
En hoe kon in de legenden van Bryn-yr-Ellylon, de elfenheuvel in het land van plaatsen
met ellenlange namen, gedurende meer dan drieduizend jaar en veel langer nog
onder de gloed van een volle maan een goudglanzende prins eenzaam verdwalen?