maandag 22 april 2013

wolken 619-626


wolkenfragmenten uit John Williams, Stoner

619
Het was onbewolkt, de halfvolle maan scheen over een dun laagje sneeuw dat die middag was gevallen. (60)

620
Hij voelde dat hij naar buiten werd getrokken door het wit, dat zich uitstrekte zo ver hij kon zien, en dat deel uitmaakte van het donker van waaruit het oplichtte, van de heldere en wolkeloze hemel zonder hoogte of diepte. (203)

621
De machtige dennen, groenigzwart afgetekend in de sneeuw, verhieven zich majestueus richting de bleekblauwe wolkeloze hemel. (230)

622
De kornoeljebomen langs het voetpad en in de voortuinen stonden in volle bloei, en voor zijn ogen trilden ze als zachte wolken, doorschijnend en teer. (240)

623
Het was aan het eind van de middag, en de zon, die net achter de horizon verdween, wierp een rode gloed op de onderkant van een lange rafelige wolk die in het westen boven de boomtoppen en de huizen hing. (302)

624
Ze gaf geen antwoord, en hij draaide zich weer richting het open raam en zag de hemel donkerder worden, tot er niet meer dan een vage paarsachtige streep op de wolk in de verte over was. (302)

625
Zijn gehoor leek buiten zijn lichaam te treden en als een wolk boven hem te zweven, vanwaar het elk subtiel geluidje aan hem doorgaf. (308)

626
Toen zag hij de hemel buiten, het diepe blauwzwart van de ruimte, en het vage schijnsel van de door een wolk heen schijnende maan. (309)