maandag 2 mei 2011

baraque lecture 89

De reacties op Koorts en lans van Javier Marías, het op zich al lijvige deel van een 1300 bladzijden tellende trilogie, Jouw gezicht morgen genaamd, getuigden op de leesclubbijeenkomst van deze namiddag van gemengde gevoelens – geheel in overeenstemming met Marías’ overtuiging, me dunkt: alle gevoelens zijn gemengd, het is nooit puur wit of puur zwart, het is nooit onvermengd goed of kwaad. Maar dat terzijde. Een paar leesclubleden waren gematigd tot zeer enthousiast. De ene bekende met een zekere schroom niet verder te zijn geraakt dan 150 bladzijden – zo goed maar ook complex waren die zinnen van Marías, dat ze elke zin wel drie keer om en om moest draaien en op die manier niet voldoende tijd had gevonden om het hele boek te lezen. De andere – de meeste leesclubleden zijn, niet alleen bij mij overigens, vrouwelijk – was wild enthousiast: dit was na Ademschommel van Herta Müller een nieuw hoogtepunt in haar leescurriculum. Enkele andere leden waren niet door het boek geraakt maar motiveerden hun teleurstelling niet. L. van zijn kant vond de stijl heel bijzonder maar voelde zich niet aangesproken door de naar zijn smaak te didactische toon. Een mevrouw vond het allemaal veel te redundant en ook W. stoorde zich aan de talloze herhalingen.

Ikzelf ben heel erg geporteerd voor Koorts en lans en prijs me gelukkig dat mij nog twee trilogiedelen wachten. Maar er is duidelijk wel een klip te omzeilen. Niet de inhoud vormt het grote bezwaar, maar dus vooral de stijl. Dus moest er worden geargumenteerd waarom Marías nu uitgerekend deze zoekende, tastende, zichzelf herhalende, omslachtige, ellenlange formuleringen nodig had. Want dat is een regel: goede literatuur heb je als de aangewende stijl noodzakelijk is.

Ik denk dat Marías' wijdlopigheid te maken heeft met wát hij ons wil mededelen: dat dé waarheid niet bestaat, dat de waarheid perspectivisch is, dat zij verandert naargelang van de standpunten die worden ingenomen en de omstandigheden, dat zij verandert in de tijd ook, en in functie van de veranderingen van de persoon die de waarheid ondergaat en hanteert. Om dit duidelijk te maken is het nodig dat dit zoekende betasten en steeds opnieuw voor het licht houden van het onderwerp ook door middel van de schrijfstijl zichtbaar wordt gemaakt. En dat is wat Marías doet. Daarbij dient gezegd dat zijn stijl virtuoos, uitgebalanceerd, muzikaal is. Eens de weerstand overwonnen die elke kennismaking met een nieuw geluid, een nieuw ritme kenmerkt, kom je als in een roes en vliegen je ogen over de bladzijden. Je herkent – zeker als je de teksten luidop leest – een volstrekt eigen geluid en krijgt het gevoel dat je een zin van Marías uit de duizenden zou herkennen: zo eigen is deze stem.

Het verhaal van Koorts en lans is vrij simpel – ik ga het hier niet uit de doeken doen. Enkel dit, de ik wordt opgenomen in een observatie-eenheid van de Britse geheime dienst. Hij moet personen ondervragen, of ondervragingen van personen observeren, en vervolgens analyseren. Deze activiteit vergt een bekwaamheid die in die mate zeldzaam is, dat zij een gave wordt genoemd. De ik moet kunnen voorspellen hoe die persoon in bepaalde situaties die zich zouden kunnen voordoen zal reageren, gegeven zijn persoonlijkheidskenmerken zoals ze nu blijken. De clou van de zaak, en van Marías’ betoog, is dat je een persoon – uiteraard – nooit volledig kunt omschrijven. Elke omschrijving is vanaf het punt waarop je de verifieerbare gegevens achter je laat, een vorm van fictie. Je kunt een min of meer wetenschappelijke analyse opdissen, maar die kennis kan hoogstens benaderend zijn. Er blijft een niet exact te beschrijven rest – personen blijven altijd vreemden voor elkaar. De enige toegang tot die rest is: intuïtie, het detecteren van een ‘affiniteit’. Onze relatie met personen wordt getekend door toevallige associaties, emoties die, bijvoorbeeld door een samenloop van omstandigheden, van de ene persoon op de andere overgaan. Deze affiniteit is vaak gebaseerd op een miniem en triviaal gegeven, maar ze bepalen daarom in niet minder ingrijpende mate onze relaties. De ‘overdracht’ van affecten van de ene persoon op de andere kan ook plaatsvinden van personen die al dood zijn naar levende personen – en dat is de manier waarop doden, die wellicht de enigen zijn die kúnnen zwijgen, toch nog kunnen spreken.

Ik vond Koorts en lans een stilistisch én inhoudelijk bijzonder mooi en interessant boek. Veel gebeurt er niet in en het verhaal is zó verteld, maar het is wel een van die boeken die mijn kijk op de wereld en mijn manier van lezen veranderen – en dat is, uiteindelijk, waarom een mens leest.