vrijdag 27 mei 2011

mijn woordenboek 324

ANTIDEPRESSIVUM

Ik heb mij ooit – iedereen maakt wel eens een moeilijke periode mee – een antidepressivum laten aanpraten door de via de dienstdoende dokter tot mij sprekende farmaceutische industrie. Ik was het noorden een beetje kwijt en wist het zo niet meer en was blij met een beetje professioneel gepathologiseer. Dus – waarom niet? – vooruit dan maar: némen, die pillen.

Ik merkte niets.

Ik weet nog altijd niet of ik toen werkelijk depressief was, ik denk het – afgaand op getuigenissen van anderen – eerlijk gezegd niet. Wat ik wel weet is dat ik van dat niets merken niet vrolijker werd. Maar ik bleef ze nog wel innemen, die pillen. Kwartjes slaappil ook af en toe, en elke avond een trappist.

Ik ging in die dagen na een paar weken nog een tweede keer langs bij mijn pillenverpatser – een psycholoog of psychiater, sla me dood: ik weet het niet, ik heb nooit het verschil begrepen. Een zielenknijper, zullen we maar zeggen. Ik vertel hem dat de pillen niet werken. Normaal, zegt-ie. Typisch voor die pillen, dat je er niets van merkt. Toch niet in de eerste vijf, zes weken. Pas dan beginnen ze te werken. U moet nog eventjes geduld uitoefenen.

Ah zo. Het gesprekje komt moeizaam op gang. Freuds buste staart me aan. Ik denk al aan de veertig euro die ik straks moet. En aan de veertig van de eerste keer. En aan de twaalf die ik aan de apotheker heb overgemaakt, die mens moet ook zijn brood verdienen. We kletsen een beetje over eetgewoonten. En daarna drinkgewoonten. Wat zegt u, zegt shrinkmans, u drinkt elke avond een trappist? Jazeker, antwoord ik, en op sommige avonden, als de eerste mij bijzonder goed heeft gesmaakt, zelfs twee. In combinatie met uw antidepressivum? Neenee, haast ik mij te antwoorden. Dat neem ik apart, met een glaasje water. Zoals ook het kwartje slaappil, als ik dat nodig heb. Als ik het een keertje iets te donker bekijk, allemaal. Als, hoe zal ik het gunstig formuleren, de nachtrust een welkome afwisseling vormt op dit bijwijlen niet al te vrolijke ondermaanse bestaan.

Niet zo sta ik die man te woord, zo eloquent ben ik nu ook weer niet en ik ben natuurlijk ook een beetje geïntimideerd door het sérieux waarmee hij me verplettert, door de buste van Sigmund en door de keurig gealigneerde delen van diens Gesamtausgabe, achter de keurig gesopte glazen schuifdeur van de wandvullende boekenkast. Ik zeg eigenlijk niets, maar dénk wel: dat ik er altijd van ben uitgegaan dat je geneesmiddelen niet met bier of wijn hoort in te nemen. Dat zou iets contradictorisch hebben: leed en genot samen, hoezeer het ook getuigt van inzicht in de menselijke luststructuur, hier lijkt het me ongepast.

Ik word gekapitteld: ‘U weet toch dat antidepressiva niet werken in combinatie met alcohol?’ Dat wist ik niet. Niemand had mij dat verteld. Ook die kerel die voor me zit niet. Het had mij altijd nogal evident geleken dat af en toe een Chimay of Westmalle wel eens een gunstige uitwerking op het gemoed kon hebben. De smid legt toch ook wel eens meerdere ijzers in het vuur? En kun je op de renbaan niet beter op meerdere paarden tegelijk wedden? En aan de roulettetafel des levens niet alles op één cijfer inzetten?

Maakt die man zich daar kwaad! Ik moet kiezen: antidepressiva zonder alcohol of helemaal geen antidepressiva. De keuze is snel gemaakt: ik ben niet van plan mij het genot en de troost van de alcohol te ontzeggen. Ik moest mij al genoeg ontzeggen, in die dagen. Dan stopt hier onze samenwerking, zegt daarop die man, die zich psycholoog of psychiater noemt.

Al ben ik daar nog maar een minuut of vijf binnen, de sessie wordt beëindigd. Nu, in de toenmalige toekomst, zeg ik: ik had gewoon moeten weggaan, zonder veertig euro te betalen – maar wat doe je als je onder de indruk bent, onder druk wordt gezet, geïntimideerd wordt?

Sindsdien, dat begrijpt u, koester ik ten aanzien van het zielenknijpersgild enige, hoe zal ik het zeggen, gezonde argwaan. (Deze werd overigens door latere ervaringen nog versterkt.) Het leek mij onvoorstelbaar: eerst verklaart die kerel me depressief, want hij schrijft me toch die pillen voor?, en dan laat hij me, zonder enige vorm van begeleiding of wat dan ook, in de steek. Trek uw plan!

Ik kwam trillend op mijn benen thuis. Je zou van minder trillend op je benen thuis komen. Ik heb meteen die hele pillenzooi in een plastic zak gepropt. Net zo min dat ik er iets van merkte toen ik ze nam, merkte ik er iets van toen ik ze niet meer nam. De periode die ik toen doormaakte bleef nog een tijdje duren maar ging, zoals alles, voorbij.