Van gisteren wil ik onthouden dat ik de zalige uren tussen vijf en half acht bezig was met Proust, dat ik op de trein in een gesprekje met B. de herinnering opriep aan enkele magistrale fratsen van snookerspeler Ronnie O’Sullivan en dat in De Allerslimste Mens Ter Wereld Frank Focketyn erg geestig uit de hoek kwam met een grap over de echtscheidingen die hij ‘achter de rug’ heeft.
Vandaag moet ik werken en zal er wellicht niet veel ruimte zijn voor iets anders, behalve voor wat lectuur op de trein.