woensdag 29 september 2010

mijn woordenboek 282

ALOMTEGENWOORDIG

Elke bv weet het van zijn mediatrainingen: ‘exposure’ moet je doseren. Als je nog niet versleten bent, moet je zoveel mogelijk aandacht meepikken, maar je mag niet uit het oog verliezen dat de mensen je op een bepaald moment kotsbeu zijn. Dokter Lecompte, Jean-Pierre Van Rossem, Chris Van den Durpel, Jan Decorte, Luc De Vos, Eddy Planckaert, Marc Reynebeau, Rik Torfs, Bart De Wever – van kwakzalver tot politicus, koning, keizer, kardinaal: ze weten het allemaal. En zo komt het dat ze plotsklaps van de buis verdwijnen. Nadat ze er een hele tijd niet weg te bránden waren. Ze doken, begiftigd met de gave van de alomtegenwoordigheid, in zowat alle programma’s op, van 1000 seconden over Boeketje Vlaanderen tot Ter Zake of De Laatste Show. Hun raad werd gevraagd, hun mening, met wie ze het deden en hoe vaak, of ze hun biefstuk graag saignant hadden of niet, wat hun uitverkoren vakantiebestemming is, of ze denken dat Brussel-Halle-Vilvoorde nog voor 2020 zal gesplitst raken, of ze op basis van een reeks foto’s excrementen kunnen toewijzen aan het soort zoogdier waaruit die excrementen zijn voortgekomen. ‘Die vraag viel wonderwel mee,’ zei Bart De Wever, die het mede daardoor ver schopte in De Slimste Mens ter Wereld, ‘want ik krijg voldoende bakken stront over me uitgegooid om daarin een expert te zijn.’ Het toen nog toekomstige stemmenkanon had negen van de tien drollen herkend.

Ik vraag me af wie dát vandaag nog leuk zou vinden.

Want op een gegeven moment is het óp. Dan, en liefst daarvóór, fluistert een of andere watcher of goeroe of hoge pief achter de schermen de bv’s in: ‘Nu is het genoeg geweest, ik weet het, je bent verslaafd aan al die belangstelling maar nu moet je er echt van af of er blijft niets van je over. De mensen kunnen je bakkes niet meer zíen, ze hebben je door, nu moet je een tijd weg uit hun zicht, als je ooit nog wil terugkomen en iets van je geloofwaardigheid behouden.’

En dus verdwijnen ze. Maar geen nood, er komen anderen in hun plaats, nieuwe goden die tegemoetkomen aan de behoefte bij de heffe des volks aan alomtegenwoordigheid.