zondag 25 oktober 2009

dag 790 – 091015 donderdag

baraque lecture 35

De Franse fotograaf Willy Ronis, die op 12 september 2009 overleed, geldt als de laatste van de grote generatie die in de middelste decennia van de vorige eeuw die zo aantrekkelijke pittoreske en joyeuse Francitude heeft vastgelegd: de stoelen in het Luxembourg, een man die over een plas springt, het rendez-vous in de bistrot, een jongen met een fles wijn, een picknick aan de stroom, een omhelzing op de drukke boulevard. Een jaar of vier geleden, hij was toen al 95, liet hij zijn herinneringen optekenen aan een vijftigtal door hemzelf geselecteerde foto’s. Foto’s en herinneringen zijn nu verzameld in het boek Ce jour-là.

De herinneringen zijn meestal niet erg diepgaand. Ronis herinnert zich wat hij daar, op die plek, op dat moment (ce jour-là) deed, hoe het licht inviel, hoe de flux van de gebeurtenissen verliep waarin hij telkens ‘het juiste moment’ moest uitkiezen, dat enige moment waarin beeldcompositie en betekenis het gunstigst samenvielen. Vaak heeft hij het over zijn emoties; het boek krijgt daardoor iets van een autobiografie. Een man van 95 vat zijn leven samen in enkele bespiegelingen over vijftig foto’s die hij heeft gemaakt. Als programma vind ik dat zeer aantrekkelijk.

Een paar keer gaat Ronis iets dieper in op fotografische kwesties.

1.

Enkele dagen na de Bevrijding fotografeert Ronis op het perron van het Gare de l’Est het afscheid van een terugkerende gevangene en een verpleegster die hem heeft vergezeld. Ronis kent die mensen niet, maar vraagt zich wel af, nadat hij de foto heeft ontwikkeld en afgedrukt, wat hij moet en vooral mag doen. Want wie zijn die twee? Hoe en waar hebben zij elkaar leren kennen? Tijdens de dagenlange reis van ergens in Duitsland naar Parijs? Wie zullen zij in Parijs terugzien? En vooral: mogen die mensen die zij zullen terugzien deze foto wel onder ogen krijgen? Want de uitdrukking van de verpleegster is niet neutraal. Is dit een teder verdriet? Er is iets tussen die twee. Ronis besluit de foto niet te publiceren om toch maar geen inbreuk te plegen op de privacy van die twee mensen.

Het doet mij uiteraard denken aan een kwestie die ik hier al een paar keer heb aangehaald: mag je iets doen met foto’s van mensen op straat? Of strenger nog: mag je überhaupt mensen op straat fotograferen? – want dat is natuurlijk de volgende stap. Het antwoord op die vragen moet in elk geval rekening houden met de mogelijkheid dat bepaalde situaties voor sommigen compromitterend kunnen zijn.

[En dan lees ik in De dood in Venetië van Thomas Mann:

Een soort kiesheid of geschrokkenheid, zoiets als respect en schaamte, deed Aschenbach zich afwenden, alsof hij niets had gezien; want het stuit de serieuze toevallige waarnemer van de hartstocht tegen de borst om van zijn waarnemingen gebruik te maken, ook al is het maar voor zichzelf.]

2.

Bij de foto van een aak die in een Antwerpse sluis manoeuvreert, blijft Ronis ook even stilstaan. Het is een prachtige foto – onwaarschijnlijk eigenlijk dat je iets dergelijks ooit te zien kunt krijgen. Maar het is een mógelijke werkelijkheid en dus een mógelijke foto.

Deze foto dankt haar spankracht, haar kwaliteit, haar magistrale schoonheid natuurlijk aan de perfecte opeenvolging van de drie plans – en daar heeft Ronis het ook over in zijn toelichting: het meisje achter het raam op de voorgrond, de twee bootsmannen die het schip manoeuvreren op het middenplan en achteraan, op de kademuur, nog twee andere figuren. Ronis vergelijkt het met een muziekpartituur waarop de notenbalken voor de verschillende instrumenten boven elkaar staan afgebeeld: ze verschillen duidelijk maar samen uitgevoerd vormen ze een harmonieuze samenklank.

His first love was music. He learned the violin and studied composition, but his studies were interrupted in 1932 when his father fell ill and he took over the studio. He later claimed to find a resemblance between music and photography in "the taste I have for composition, particularly counterpoint. Many of my photographs are taken from above, either looking down or up, three planes in one image, like three different melodies in a fugue which work together to give the piece structure and harmony."

Bron: The Guardian

Waaruit die samenklank bestaat, hoe ze precies tot stand komt, dat kun je onmogelijk beschrijven. Denk ik, want daarover heeft Ronis het niet. Hij heeft het ook niet over de Belgische vlag die precies in dat ene vrije vlak wappert – en hij wáppert (jawel, in Antwerpen), dat kun je zien aan de iets vagere contouren. Er is ongelooflijk veel te zien op deze foto, en toch lijkt ze bijzonder eenvoudig. Ik denk dat dat een kwaliteit is: veel in weinig.

3.

Bij een andere foto – en het is niet zo relevant ook die foto te tonen – heeft Ronis het over een van de meest centrale vreugden van het fotograferen, een die deze activiteit verbindt met het leven zelf en, meerbepaald, de kúnst om te leven. Het gaat om, zoals Ronis het noemt, la joie de l’imprévu, de vreugde om het onvoorziene. Je kunt het hebben als je hebt gefocust (mentaal of al met het toestel) op een beeld dat je op zich al interessant vindt. En plots komt dan in dat beeld iets opduiken wat het beeld nog veel spannender maakt. Het is een onverwachte verrijking. Het is een geschenk. Ik laat even Ronis, in mijn vertaling, zelf aan het woord omdat hij het zo simpel en argeloos formuleert:

In heel mijn leven als fotograaf heb ik, au fond, graag volstrekt toevallige (tout à fait aléatoires) momenten willen vasthouden. Die momenten weten, beter dan ik het zelf ooit zou kunnen, iets over mijzelf te vertellen. Ze tonen mijn blik, mijn sensibiliteit. Mijn foto’s zijn mijn zelfportret. Bij elke foto kon er iets gebeuren, maar er kon net zo goed niets gebeuren. Mijn leven is een aaneenschakeling van teleurstellingen maar ook van immense vreugdemomenten. Ik zou enkel die vreugdemomenten willen onthouden, zij verschaffen mij troost voor alle teleurstellingen. Soms schenkt het leven je een vluchtig teken van erkenning, soms bedankt het je. Er is dan een grote verbondenheid met het toeval, dat je op die momenten heel intens ervaart. Daar ben je dan ook dankbaar voor. Dat noem ik de vreugde van het onvoorziene. Het gaat om minuscule situaties, niet groter dan een speldenknop. Net ervoor was er niets, en net erna is er niets meer. Je moet dus altijd klaar staan.