Is religieuze kunst vandaag nog mogelijk? Die vraag las ik onlangs in een krantenstukje, dat zelf ook alweer veertig jaar geleden geschreven was. Het ging over een te vroeg gestorven beeldend kunstenaar, Raf De Pelsmacker, die voor enkele kerken – in die tijd werden in onze streken de laatste nieuwe kerken gebouwd en aangekleed – beelden had gemaakt.

Het angelieke van deze schilder – meer dan een ambitieuze kunstenaar een bescheiden ambachtsman nog, een die zijn gave ootmoedig tot een plicht ombuigt – lijkt mij dat hij een religiositeit in beeld brengt en laat voelen, die nu niet meer mogelijk is en zelfs niet meer denkbaar. En ook niet meer navoelbaar. De vijftiende-eeuwse wereld was hard ongetwijfeld, maar wel nog mooi gesloten en overzichtelijk. Er was nog een buiten. Er was nog plaats voor het transcendente; je kon het nog geloven dat je het niet hier moest zoeken, dat het in een ándere wereld op je wachtte.
Dat vooruitzicht maakte wellicht veel goed. Het lijkt in elk geval comfortabel. Ik kan mij voorstellen dat het geluk van Fra Angelico compleet was. Totaal. Zijn kunst toont een argeloosheid die nu niet meer kan zonder dom of naïef te lijken. Het steekt de ogen uit, zo te kunnen zijn. Daarom doet deze schoonheid pijn: ze is niet meer mogelijk. Dit is kunst uit een andere wereld.