woensdag 30 mei 2007

Mijn woordenboek (153)

ADOLESCENT

Eufemistische omzeiling van het denigrerende ‘puber’ – maar het woord geeft ook aan dat de volwassenheid nog in het verschiet ligt, waardoor het behalve vergoelijkend ook enigszins pejoratief klinkt. Het synonieme ‘jongvolwassene’ doet mij dan weer denken aan dat soort van termen dat een onvermogen of onwil verraadt om een onvolledigheid onder ogen te zien, zoals ‘mindervalide’ of – godbetert – ‘andersvalide’. Het woord ‘adolescent’ is een mossel-noch-visterm. Dat niemand het van zichzelf lijkt te zeggen, wijst daarop. ‘Ik ben adolescent’: je zult het een overjaarse puber of aanstormende volwassene niet snel horen zeggen.

’t Is een administratief, neutraal, objectief en clean klinkend woord, het doelt meer op een bevolkingscategorie of een biologische transitiefase dan dat het existentiële trauma’s toedekt. Het woord ‘adolescent’ brengt je geen pukkels en slungelachtigheid en gegiechel voor de geest, wel een formulier of een pedagogenboek of de dorre tekst van een reglement. Toch is er geen rekenkundige zekerheid: begin- en einddatum van levensfases liggen tegenwoordig minder dan ooit vast. Met puberen kun je vandaag al van grosso modo tien beginnen (en zelfs vroeger), en je kunt er gerust een heel eind mee doorgaan: de tijd dat de volwassenheid wettelijk op achttien c.q. eenentwintig was vastgelegd (bromfiets- en autorijbewijs), is allang passé. (Ja, nooddruft en schaarste versnellen niet langer de volwassenwording.)

Veel hangt trouwens af van het gezichtspunt. Een puber is geneigd zich voorbarig als volwassene te bestempelen – dat is juist het onvolwassene van puberen; sommigen dan weer, die het op basis van hun leeftijd al geruime tijd zouden moeten zijn, weten van zichzelf dat ze het misschien nooit echt zullen worden – en dat wijst dan weer op maturiteit.