vrijdag 4 maart 2005

Mijn woordenboek (70)

AARZELING
Het is vreemd dat over het aarzelen een bijklank hangt van afkeuring en zelfs misprijzen. In onze haastige tijd is geaarzel taboe. Maar aarzelen is geen treuzelen. Het is zelfs geen twijfelen. Aarzelen is: heel goed weten wat de gevolgen van de uit te voeren handeling zijn, en zich precies daarom nog een laatste bedenktijd gunnen. Zich nog even koesteren in de beschutting van de voorgewende twijfel. Wie aarzelt, heeft al beslist. Enkel de uitvoering van die beslissing laat nog even op zich wachten. De aarzelaar respecteert zijn medemens: hij zal doen wat hij te doen heeft, voor zichzelf is dat al duidelijk – maar misschien, zo overweegt hij, zal zijn daad bij die ander niet zo goed aankomen. De aarzeling staat diametraal tegenover het rücksichtlose, het onbezonnene. Waar het impulsieve het pure gevoel is, daar is de aarzeling al voor een groot deel: rede. Wie aarzelt twijfelt niet over zijn beslissing, maar overziet de gevolgen ervan en respecteert wie met die gevolgen te maken krijgt.
Er is nog een reden waarom ik wil pleiten voor de aarzeling. Zij doet zich namelijk enkel daar voor waar verandering in het spel is. Waar dat wat is op het spel staat. De aarzeling staat tegenover de routine, tegenover de herhaling. En waar de herhaling onvermijdelijk een verlies aan betekenis inluidt, staat aarzelen voor vernieuwing, en dus voor een toevoeging van betekenis. De aarzeling kondigt aan dat er iets interessants te gebeuren staat. Wie te maken heeft met iemand die aarzelt, is maar beter op zijn hoede want zijn wereld zal veranderen. Hij kan eventueel iets goeds verwachten. Dat valt niet uit te sluiten.