maandag 19 juli 2004

Convoyeur

Tijdens het jaar waarin ik mijn dienstplicht vervulde, 1987, heb ik een paar keer de broodronde moeten doen met een collega-soldaat-milicien uit Poesele. Het was een opgeschoten, opgewekte kerel. Ik herinner me dat we veel gelachen hebben in de cabine van de MAN-vrachtwagen. Vooral de weg bezuiden Leuven in het bos van Heverlee was een bron van hilariteit. Die lag er zo slecht bij dat, als je flink op de MAN zijn staart trapte, je onweerstaanbaar met het hoofd tegen het plafond ging – er zat namelijk nagenoeg geen vering op die kar. We zongen vaak luidkeels, en in de kazerne van Haasrode maakten we er een spelletje van om bij het voorrijden van de vrachtwagen met een van die uitsteeksels vooraan op het spatbord (zo’n schuin ingeplante stok met een bolletje erop om de breedte van het gevaarte in te schatten) de tegen de buitenmuur van de keuken opgehangen klok te beroeren, zodat meteen het keukenpersoneel gealarmeerd was en naar buiten kon komen om de groene bakken met brood te helpen uitladen. Nu heb ik me al regelmatig suf gepiekerd hoe mijn convoyeur heette. Ik weet nog dat hij wielrende en van Poesele was, een gemeentetje tussen Poeke en Nevele. Hij sprak die naam uit met dat sympathieke accent uit die streek. Maar hoe heette hij, ik heb het nooit meer kunnen achterhalen. Tot ik vorige week met de fiets door Poesele reed. Alsof de vaak gezochte naam uit de bodem zelf oprees, en via het fietsen van mijn vriend en mijn eigen gefiets een vreemde verbinding aanging met mijn geheugen, herinnerde ik het mij weer: de jongeman aan wie ik toch een paar plezierige legerherinneringen te danken heb, heette: Koen Blancke. Toch vreemd, hoe de geest werkt! En daar staat hij weer voor mijn geestesoog: groot, slungelachtig, kakigroen, steeds behulpzaam, nooit rancuneus omwille van de vrijheidsberoving waaronder we allebei te lijden hadden, met zijn grijnzende, altijd vriendelijke glimlach.