woensdag 21 mei 2025

notitie 469

NAMEN NOEMEN

Twee vriendelijke vrijwilligers begeleiden de bezoekers van de Kazerne Dossin die willen deelnemen aan het project ‘Elke naam telt’. Zo vriendelijk zijn ze, dat weigeren geen optie is. Zelfs aarzelen niet. Hoe werkt het? Je geeft je naam en geboortedatum op. Op basis van deze gegevens koppelt een computerprogramma je aan de naam van een van de 25.853 personen die vanuit Mechelen ‘op transport’ werden gezet naar Auschwitz. Voor veruit de meesten werd dat een enkele reis.

‘Elk van hen heeft een eigen verhaal,’ zegt de projectfolder. ‘Op de plaats waar hun verhalen voorgoed veranderden, kan jij ze in herinnering brengen.’

Is dat zo?

Ik mag de naam inspreken van Aron Wijnschenk. De geluidsopname zal deel uitmaken van een auditief ‘monument’. De loop met de 25.843 stemmen die evenveel namen noemen zal worden afgespeeld in het Memoriaal.




Op het scherm van de computer die mij aan Aron koppelt, verschijnt een foto. Ik zie een oude, netjes geklede man. Zijn blik verraadt radeloosheid, vermoeidheid, maar ook onwetendheid over wat te gebeuren staat. Ik zie een man die precies even oud is als ikzelf. Ik voel me opeens ouder dan ik ben en probeer mij in te denken hoe ik daar voor die fotograaf zou staan. Wat is ‘het verhaal’ van deze man?

Diamantklover Aron Wijnschenk was vanuit Amsterdam in de Antwerpse diamantindustrie komen werken, en werd tijdens de razzia van 11 september 1942 uit zijn bed gelicht en een dag later al op het negende transport gezet. Hij werd vermoord in Auschwitz. Meer weet ik niet.

De vrijwilliger die de geluidsopname maakt, verzoekt mij de naam van deze man, alsook zijn leeftijd, drie keer na elkaar in te spreken. Ik zeg dus: ‘Aron Wijnschenk, 63 jaar. Aron Wijnschenk, 63 jaar. Aron Wijnschenk, 63 jaar.’ De herhaling holt de naam uit. Mijn woorden betekenen zo goed als niets. Maar ik begrijp het opzet. Het project geeft namen terug aan slachtoffers die voor hun beulen enkel nog een nummer waren. Het nummer dat, als ze niet meteen werden vermoord, op hun arm werd gegrift.

Nadat ik mijn medewerking heb verleend aan het project, dat na enkele maanden, zo verneem ik, al aan ongeveer de helft van alle weggevoerden een stem heeft kunnen geven, voel ik onbehagen. Geen spijt of zo, dat niet, maar wel onbehagen.

Dit gedenken lijkt mij te gemakkelijk. Hoe meer ik de foto bekijk, hoe meer dat besef tot mij doordringt. Een ongepaste gedachte dringt zich aan me op. Ik stel me deze Aron voor, op het moment dat hij daar naakt onder die douchekop stond waaruit geen water zou komen. Wat zou hij van dat inspreken van zijn naam hebben gedacht – stel dat hij, zoals ik nu van hem een foto zie, van mij een foto zou zien, terwijl ik drie keer na elkaar zijn naam en leeftijd, die ook de mijne is, inspreek. Ik weet het, het is een lugubere, onwelvoeglijke gedachte. Maar het contrast tussen de ultieme verschrikking en dit amechtige gedenken roept dit beeld bij me op, ik kan het niet helpen.

Het is al te prettig om op deze manier bij te dragen aan het gedenken van het ondenkbare. Van het ongedenkbare.

Ik probeer ‘s anderendaags iets anders te doen, iets wat meer moeite kost dan drie keer een naam noemen. Ik plaats Arons foto op het scherm van mijn laptop en maak er een tekening van. Ik probeer de wanhoop in de afgewende blik te vangen. Ik weet het, ook dit gedenken is ontoereikend en amechtig, maar hier ben ik dan toch een halfuur mee bezig. Het is een heel klein beetje minder vrijblijvend.

En vandaag schrijf ik dit stukje. Voor Aron. Aron Wijnschenk.



https://kazernedossin.memorial/herdenken/in-memoriam/?pdb_id=17527
Schrijf je hier in voor het project ‘Elke naam telt’: https://kazernedossin.eu/elke-naam-telt/
(ps – Het deed plezier te zien dat, tussen de Auschwitz-hype-boeken (kapper in A., bakker in A., ballerina in A., enzovoort), ook het boek De duivel in elk van ons van Christophe Busch te koop werd aangeboden in de boekenwinkel van Kazerne Dossin.)