donderdag 18 juli 2024

afscheid van mijn digitaal bestaan 390

voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen

19 februari 2015


BASTOGNE

Natuurlijk had Richard voor zichzelf al de bedenking gemaakt dat wat hij meemaakte een dunne doorslag was van die beroemde openingsscène in Spielbergs Saving Private Ryan: de oude man die op een Amerikaanse begraafplaats bij een van de talloze kruisjes blijft staan, met in zijn zog een welwillend maar tot onbegrip veroordeeld nageslacht. Hoe kun je dit, de gruwel die een vroegere versie van jezelf ooit heeft meegemaakt, communiceren? Niet dus.

Een mens zit gevangen in de films die hij gezien heeft, ze kleuren en sturen zijn werkelijkheid. Richard herinnerde zich de slag waaraan hij had deelgenomen als was het een film. En van de weeromstuit begon hij te twijfelen aan zijn eigen verleden.

Richards zoon Ian werkte in Brussel bij de NAVO en had hem na Emma’s overlijden overtuigd om nog één keer, ‘nu het nog kon’, zijn burcht in Connecticut te verlaten. In Bastogne lagen een paar makkers begraven – hij had altijd de wens geuit ze eer te komen bewijzen. Zeker John, die jongen uit New York die hem in zijn armen in de dood was voorgegaan, wilde hij nog één keer groeten.

En zo was het gegaan. De wonderlijk korte vliegreis, het hotel in Brussel, de rit naar het slagveld van ’44, de zoektocht naar de begraafplaats en, op de begraafplaats, naar het graf van Richards onfortuinlijke maat. De verwarring toen Johns graf onvindbaar bleek – was er iets mis met het register of was het graf geruimd of verplaatst? Ian en June, Richards schoondochter, de twee kleinkinderen en nog eens twee van de achterkleinkinderen, waarvan er eentje al de hele dag behoorlijk luidruchtig was geweest: allemaal liepen ze een eindje achterop en ze begrepen niet wat de draagwijdte was. Zoals in de film.

Het gezelschap was onverrichter zake naar het centrum van Bastogne afgezakt om er iets te gaan eten. De misselijkmakende hitte in het stadje stak schril af tegen de verschrikkelijke winter van zestig jaar geleden. Richard stapte een apotheker binnen. Het was hem al opgevallen dat je die groene kruisen overal zag oplichten. Hij had iets nodig om zijn opkomende hoofdpijn te counteren – hij herkende de annoncerende symptomen zeer goed.

Wat hem daar, in die apotheek, overkwam, kon hij om de een of andere reden niet los zien van het treurige zoeken naar het graf eerder op de dag, en al evenmin van de gebeurtenissen waaraan hij in deze streek had deelgenomen. En ook van de zekerheid dat hij hier nooit meer zou terugkeren.

Hij betrad de apotheek samen met een oude vrouw. Nu ja, die oude vrouw was een stuk jonger maar voor Richard was een oude vrouw altijd een oude vrouw geweest en dus liet hij haar voorgaan. Beide ouderlingen waren de enige klanten op dat ogenblik. Meteen nadat hij naar binnen was gegaan, zag Richard een briefje op de grond liggen. Hij was niet zo vertrouwd met eurobiljetten, maar hij had eerder op de dag een briefje van 50 euro gebruikt en hij herkende het kleur. Hij wist dat een dollar en een euro ongeveer evenveel waard waren, het verschil was in elk geval niet in die mate groot dat het voor kleine bedragen de moeite van het onthouden waard was. Wat was het leven waard geweest, toen er hier, zo ver van huis, om elke morzel gronds op leven en dood was gevochten?

Enkele seconden gingen voorbij. Richard besefte dat hij de enige was die wist dat er geld op de winkelvloer lag. Toen de apotheker zich omdraaide om in een van zijn lades het door de oude vrouw gevraagde geneesmiddel op te zoeken, bukte Richard zich. Hij raapte, achter de rug van de oude vrouw die hij daarnet nog had laten voorgaan, het bankbiljet op en frommelde het in de zak van zijn veel te warme jas.