notitie 434
HET KOUDE BLOED
Laat me beginnen met te zeggen dat ik niet begrijp waarom uitgeverij Signatuur voor de Nederlandse editie van Das kalte Blut niet heeft gekozen voor een letterlijke vertaling van de titel. Want geef toe, met de titel De fabriek van klootzakken, hoe verantwoordbaar ook vanuit de tekst, passeer je toch niet graag langs de caissière. Meer nog: als dit boek in het Nederlandse taalgebied vrijwel onopgemerkt is gebleven (als ik kan voortgaan op het aantal hits dat Google oplevert), terwijl het in Duitsland een bestseller was, dan heeft dat misschien meer met zijn ongelukkig vertaalde titel te maken dan met zijn literaire kwaliteit. Want die is groot.
De
fabriek is een
historische roman over de relaties tussen Duitsland en de joden
(eerst in Duitsland en de
door Duitsland bezette gebieden en daarna in Israël)
tussen 1905
en 1975.
De belangrijke episodes in die nogal
drukke zeventig jaren
(Eerste
Wereldoorlog, opkomst van
het nazisme, Tweede Wereldoorlog, Shoah, denazificatie,
Wirtschaftswunder,
Vergangenheitsbewältigung,
Wiedergutmachung,
de Koude Oorlog en de breuk tussen Oost en West…) worden niet
expliciet behandeld – ik
bedoel, ze zijn op de achtergrond als verondersteld gekend aanwezig,
wat dus wel enige algemene
kennis vergt. Kraus
voert tientallen personages
op: historische figuren,
verzonnen figuren en hybrides.
Hij duikt
diep in de verborgen geschiedenissen en
archieven van de
nazistische Sicherheitsdienst
(SD), de West-Duitse geheime
inlichtingendienst BND
(Bundesnachtrichtendienst),
de CIA, de
Stasi, de
KGB en de
Mossad. Ja,
ook die laatste want een van de kernpunten in deze ingewikkelde
historie is de zich lenig
aan de noden van de snel
veranderende tijden
aanpassende relatie tussen het uit zijn as verrijzende Duitsland en
de staat Israël, die in
zijn assertieve strijd voor bestaansrecht en zelfbehoud niet vies is
van een doorgedreven pragmatiek.
Een van de talrijke vragen
die Kraus
probeert te beantwoorden (of
toch minstens te stellen) is
hoe het in godsnaam mogelijk was dat nauwelijks enkele jaren na de
Holocaust en de geruchtmakende processen tegen de nazicriminelen er
in Duitsland quasi geruisloos een totale amnestie kon worden
verleend, met als gevolg dat het hele overheidsapparaat tot
in de hoogste regionen vergeven
bleef van
prominente ex-nazi’s
– die vaak in ideologisch opzicht niet
eens waren
bijgedraaid,
en dat bovendien tussen dit apparaat en dat
joodse
woestijnstaatje
in het Midden-Oosten al vlug
zoete broodjes konden worden
gebakken.
Een ambitieus programma, voorwaar, maar Kraus slaagt erin het behapbaar te houden. (Al moet ik zeggen dat ik hem na een bladzijde of zeshonderd toch eventjes kwijt was.) Kraus houdt zijn Fabriek zeer leesbaar door de luchtige, sarcastische, soms behoorlijk komische toon. Door zijn zorgvuldig gekozen epitheta of op tijd en stond terugkerende motieven. Door zijn buitengewoon beeldende, filmische taal – Kraus is ook regisseur. Door zijn rake typeringen van personages, waarbij hij, zonder karikaturaal te worden, voldoende hun in het oog springende kenmerken oproept en regelmatig herhaalt, wat uiteraard de lezer helpt om de talrijke hoofd- en nevenfiguren uit elkaar te houden, ook wanneer ze weidse spagaten maken in de tijd of tussen de eerste en laatste van de 850 bladzijden. Door het aangehouden razende tempo. Door voortdurend het gevoel te blijven geven dat De fabriek relevant en uitstekend gedocumenteerd is en dat het verhaal wel degelijk strookt met een onderbelichte historische werkelijkheid. En, niet het minst, door deze politieke geschiedenis parallel te laten lopen met een dramatische familie- en liefdesgeschiedenis, waarbij Kraus naast zijn op grondig bronnenonderzoek gebaseerde historische kennis ook een degelijke psychologische beslagenheid aan de dag legt.
De spilfiguren – in zowel familiegeschiedenis als geschiedkundige reconstructie – zijn de broers Hub en vooral Koja Solm. Ze raken verwikkeld, vaak tegen wil en dank en altijd uit opportunisme, in de misdaden van de SS en in verschillende, soms elkaar beconcurrerende geheime diensten. Koja werkt voor meer dan één geheime dienst tegelijk. En hij zit dan ook nog eens op amoureus vlak in het vaarwater van zijn broer want, jawel, beide zijn verliefd op dezelfde vrouw – die overigens hun zuster is, een aangenomen zuster weliswaar, maar toch een zuster, die dan bovendien ook nog eens een jodin blijkt te zijn, om het helemaal ingewikkeld te maken.
En ingewikkeld is het wel, dit boek, het moet gezegd. Wie niet of niet meer over een uitstekend geheugen beschikt, kan maar best wat notities nemen. Dat is nodig om niets te missen van dit interessante, instructieve, spannende, bijzonder goed geschreven (en naar mijn aanvoelen ook goed vertaalde) en amusante epos, dat een tijdsinvestering van een dertigtal uur zeker waard is.
Chris Kraus, De familie van klootzakken (vertaling (2021) door Jan Bert Kanon van Das kalte Blut (2017))