voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen
14 februari 2015
SARCOFAAG
Het voelde vreemd aan, vond Leon, twee keer op één dag zo hartelijk om de dood te lachen. Het had iets van tarten, besefte hij, en hij voelde zich daar een beetje ongemakkelijk bij.
Eerst was hij bij zijn ex-vrouw op bezoek gegaan, ze herstelde van een heelkundige ingreep en hij vond dat ze er grauw en mager uitzag maar dat durfde hij haar natuurlijk niet te zeggen. Hun dochter, die nog altijd thuis woonde, had hem binnengelaten. Hij trof Veronica aan in haar favoriete stoel bij het raam waardoor zij de wolken voorbij zag zeilen. Dat had hij in deze kamer ook vaak gedaan want hij had hier enkele jaren zijn bureau gehad. ‘Ga zitten,’ zei zijn ex en dat deed hij. Tegenover haar.
De kachel stond veel te hoog.
Het gesprek stuiterde alle kanten op. Er hing een prettig aandoende elektriciteit tussen beide voormalige echtelieden – een oude vonk knetterde heen en weer en het kwam hem voor alsof zij daar samen, na al die jaren, een soort van licht uitstraalden. Maar dat beeldde hij zich in, natuurlijk. Ze hadden het over de operatie, over het herstel, over de dochter (die zich op haar kamer had teruggetrokken) en over de zoon die de wereld aan het rondtrekken was. ‘Hij heeft me gisteren nog een bericht gestuurd vanuit Zimbabwe,’ zei Leon. ‘Hij lijkt het goed te stellen.’ Leon wist dat zijn zoon veel meer contact onderhield met zijn moeder, en dus ook dat deze informatie voor haar geen nieuws was. ‘Ja,’ kaatste Veronica terug, ‘hij reist wat af, hé?’
‘À propos,’ zei Leon op een gegeven moment. ‘Dat heb ik je nog niet verteld. Ik heb vorige zaterdag mijn laatste oom begraven.’ Hij zag zijn ex schrikken. Waarop ze plompverloren vroeg: ‘Is hij dan gestorven?’ ‘Ja, dat hoop ik voor hem!’, lachte Leon en ze kregen nu allebei de slappe lach.
Aan dat plezierige moment moest Leon even later terugdenken toen hij in de kringloopwinkel de nieuwe lading boeken aan het scannen was, het hoofd naar rechts gebogen om de titels op de rug te lezen. Hij ving een gesprekje op tussen de gerant en een klant, die achter hem aan de kassa stonden.
‘Ben je misschien van plan om dood te gaan?’ De gerant.
‘Nog niet meteen maar het zal er uiteindelijk toch wel eens van komen.’ De klant.
Dat vond Leon buitengewoon grappig en hij moest glimlachen. Op weg naar de kassa vond hij op de tafel vol keukengerief nog een sierbord met het opschrift ‘Stad Oudenaarde’ en twee in lendendoek gehulde en een knots dragende mannen die het wapenschild van die plaats overeind houden. Toen hij afrekende – nog geen vijftien euro voor een roman van Anker, twee Updikes en twee boeken van Ingmar Bergman: Goede bedoelingen en Scènes uit een huwelijk – vroeg hij de gerant wat hem die gekke vraag had doen stellen. Een boek over Egyptische sarcofagen was de aanleiding geweest.
En daarna was Leon naar huis gereden en had hij zich – heel even maar – onbehaaglijk gevoeld.