notitie 397
GODWIN
Er
zijn er die zich ergeren aan het feit dat discussies over de huidige
politieke en maatschappelijke toestand steevast in geen tijd afdwalen
naar een vergelijking met ‘de jaren dertig’, waarmee dan
uiteraard de jaren dertig van de vorige eeuw worden bedoeld, meer
bepaald in Duitsland. Wie met die
jaren dertig zwaait, meent op basis van de gelijkenissen die hij
ontwaart tussen die periode en onze tijd argumenten te vinden om te
waarschuwen voor onheil dat ons te wachten staat. Personen
die dergelijke vergelijkingen ongepast vinden, halen de naam
Godwin aan..
Ik beveel diegenen die vinden
dat een vergelijking met de jaren dertig een te gemakkelijke
retorische truc is de lectuur aan van Harald Jähners Hoogteroes.
Daarin staat de geschiedenis van de opkomst en neergang van de
Weimarrepubliek beschreven. Jähners voornaamste invalshoeken zijn
politiek, economisch en cultureel. Hoogteroes is een in de
historische context gesitueerde mentaliteitsgeschiedenis van de
Duitse jaren twintig en dertig. Jähner maakt duidelijk, of probeert
althans duidelijk te maken, hoe de hele Duitse natie, ook diegenen
die het zogezegd niet geweten hebben, is kunnen zwichten voor het
nationaalsocialistische regime en alle calamiteiten die daaruit zijn
voortgekomen.
Jähner is niet uitdrukkelijk
op zoek naar parallellen tussen onze tijd en ‘de jaren dertig’.
Hij is zo slim om de verbanden die hij ziet niet expliciet in
waarschuwingen om te zetten. Maar ze zijn er wel degelijk. Ik heb
hier en daar in Hoogteroes passages aangestreept.
*
¶
‘In hun kleine communicatiebubbel van gelijkgestemden verloren de
spartakisten elke grip op de werkelijkheid.’ (33) Het
bubbelfenomeen is blijkbaar van alle tijden: ‘Mensen hielden zich
het liefst op in eigen kring, onder gelijkgezinden, en gaven af op de
wereld daarbuiten.’ (444) Dat is herkenbaar. De media brachten ook
toen vooral datgene waarvan zij wisten dat hun publiek het wilde
lezen of horen. Kranten die dat niet deden, verloren hun aanhang en
werden door de populisten geparkeerd als ‘systeempers’ (448), een
term die ons ook nu zeer vertrouwd in de oren klinkt, al hebben wij
het vaker over ‘mainstream media’. Ernst Jünger eiste – Jähner
citeert – de ‘drooglegging van het moeras van vrije
meningsuiting, waarin de vrije pers is getransformeerd’ (459).
¶
In de Weimarrepubliek is er een nieuw ‘mentaal strijdtoneel’: ‘de
verhouding tussen de geslachten, die ingrijpend zou veranderen’.
(41) Rechtse stemmen verzetten zich tegen ‘de tijdelijke
heerschappij van vrouwelijke ontaarding’, aldus de door Jähner
geciteerde Georg Fritz in 1930, die het verder heeft over de
‘”verdringing van het zuiver-mannelijke en zuiver-vrouwelijke
wezen” ten gunste van een zich alom verbreidende cultuur van het
“oneigenlijke”’ (346). Georg Fritz was ‘geheime
regeringsraad’ en zijn meningen doen mij in elk geval denken aan
hedendaagse extreemrechtse uitlatingen over bijvoorbeeld
transgenderisme.
¶
Jähner citeert Siegfried Kracauer: ‘Op hun veertigste zijn veel
mensen die nog midden in het leven menen te staan in economisch
opzicht helaas al dood.’ En hij voegt er aan toe: ‘De jeugdcultus
die tijdens de inflatie was losgebarsten, overweldigde oudere
werknemers volledig.’ (168-169)
¶
Extreme ideologie gedijt goed in economisch onzekere tijden, vooral
bij mensen die nog niet helemaal aan de grond zitten: ‘De angst
voor sociale neergang maakte de middenklasse radicaler en dreef haar
in de armen van de nationaalsocialisten.’ (385) Ondertussen wordt
de ongelijkheid zichtbaarder: bankroeten volgen elkaar op, de
werkloosheid neemt toe, ‘terwijl de auto’s steeds groter werden,
het neonlicht stralender, de kleren eleganter en de warenhuizen
luxueuzer’ (389). In onze tijd worden de auto’s ook steeds
groter.
¶
Voor de economische crisis werd in de jaren dertig in ‘de Jood’
een zondebok gevonden – het antisemitisme was het gevolg van een
‘samenzweringstheorie die noch rationeel te ontkrachten, noch
empirisch te weerleggen viel’ (391). Daar valt een belangrijk
verschil te noteren met onze tijd, die evenwel ook niet vrij is van
zondebokgedrag, complottheorieën en massale verdwazing. Het
antisemitisme geraakte vermengd met een ‘toegankelijke mix van
beschavingskritiek en ressentiment’ (406).
¶
Antikapitalisme, een prerogatief van links, werd nu ook overgenomen
door rechts, dat zich overgaf aan een romantiserende hang naar
natuur, traditie en authentieke Duitsheid. Naturisme, vegetarisme en
antroposofie waren in. Naast de grotestadsroman, zoals Berlin
Alexanderplatz en de miserabilistische vertellingen van Hans
Fallada, werd in de boerenroman ‘een niet-vervreemd,
overzichtelijk, archaïsch leven’ (425) geschilderd. Het hoeft dan
ook niet te verbazen dat de nationalisten niet zo opgezet waren met
de elitaire Berlijnse highbrow cultuur. ‘Men zag er geen
verheffende, hoge geestelijke cultuur, maar alleen losbandigheid,
vrouwenemancipatie, ordinaire taal en respectloze ironie (…)
vertier voor een kleine minderheid’ (427). Voor subsidieslurpers,
zegt (extreem)rechts nu. In het door Hitler, Goebbels en Göring
voorgespiegelde Derde Rijk zou er geen plaats zijn voor ‘entartete’
kunst, enkel voor cultuuruitingen ‘waar het volk van zou genieten’
(427). Het gevoel verdrong de ratio; VTM de VRT, die op haar beurt
een soort VTM werd.
¶
Ook in ‘hun haat tegen het establishment’ (413) vonden extreem
rechts en extreem links elkaar. Zoals vandaag was er een ‘hang naar
radicalisme’ (414). Ondertussen zocht de massa compensatie voor de
dagelijkse broodzorgen in uit Amerika geïmporteerd vertier. Mickey
Mouse was een incarnatie daarvan, maar ook de jojorage van 1932, een
voorbeeld van ‘escapisme, tijdverdrijf en debilisering van het
volk’ (409). Herkenbaar!
¶
Misschien ook een gelijkenis tussen onze tijd en ‘de jaren dertig’
is het onvermogen, of de onwil, om het gevaar te zien: ‘een groot
deel van de bevolking liet zich leiden door het gevoel dat het
allemaal zo’n vaart niet zou lopen’ (456). Toen Hitler op 30
januari 1933 het kanselierschap had veroverd, kon hij genieten van
een ‘in allerijl georganiseerde, maar perfect georkestreerde
massamanifestatie’ (486). Geen misschien wat minder strak
geregisseerde verbeten-triomfalistische optocht naar het Schoon
Verdiep zoals we te zien kregen na een recente verkiezingsoverwinning
van de N-VA, maar toch iets gelijkaardigs.
Harald Jähner, Hoogteroes.
Duitsland en de Duitsers tussen twee oorlogen
(vertaling (2023) door Anne Folkertsma en Ralph Aarnout van
Höhenrausch. Das kurze Leben zwischen den Kriegen (2022))