vrijdag 3 december 2010

microficties 12

Cuttermes


Ik at een van de chocoladebroodjes die een vriendinnetje had gepikt in de bakkerij waar haar moeder werkte. Langs de kant van de weg stond een witte bestelwagen geparkeerd. Toen ik er voorbijkwam, hield een gast in joggingpak me een ferme prop katoen voor de neus. Toen ik terug bij mijn positieven kwam, bleek ik met een rood koord te zijn vastgemaakt aan de achterkant van de bestelwagen. Ik probeerde me los te wrikken, maar hij had me als een saucijs ingepakt. Ik wilde niet met ‘m vrijen, maar ik wilde ook niet sterven. Ik was er zeker van dat ik op een dag actrice zou zijn. Ik voelde dat ik aan het pissen was van de schrik maar ik probeerde me voor te stellen hoe ik tien jaar later foto’s aan het signeren zou zijn.

Hij had me op een matras gesmeten, in een kelder waar het licht binnenkwam door een blauw geverfde ruit. Ik had in mijn broek gepist. Hij bleef snuivend rechtop staan. Dan heeft hij me geschopt. Ik vond mezelf terug tegen de muur. Ik hoorde hem een trap oplopen. lk ben in slaap gevallen, ik weet ook niet waarom.

Hij schudde me wakker. Behalve zijn baskets droeg hij niets. Hij had een stijve zoals in pornofilms. Met een groot cuttermes heeft hij de rode koord doorgesneden. Hij heeft me uitgekleed boven een afvoerputje waarin een dode muis lag. Hij heeft me schoongespoten met een tuinslang. Hij heeft me met een deken drooggewreven. Hij heeft me geprikt met het cuttermes omdat ik m’n benen samenkneep. Hij is onmiddellijk klaargekomen op m’n dijen.

Hij heeft me vaak alleen gelaten. Hij bond me met een fietsslot vast aan een ring. Ik gilde, maar ik hoorde niet eens een auto voorbijrijden. Het had er alle schijn van dat we ons in een afgezonderde woning bevonden. Op een dag heeft hij me boven op het hek geplaatst en heeft hij me gezegd dat hij niet genoeg plezier aan me beleefde.

– Ik zal je kelen als een zeug.

Hij amuseerde zich met het in- en uitschuiven van het lemmet van het cuttermes. Ik ben naar de trap gelopen. Hij sloeg me met vuistslagen tegen de grond. Toen ik mijn ogen terug opende, waren de zijne gesloten. Hij lag zich vlak naast mij af te trekken, de gulp van zijn jeans stond open. Hij had het cuttermes op een trede gelegd. Ik heb ermee in een van zijn ogen gestoken. Hij sprong achteruit. Ik wierp me op hem. Ik heb zijn buik opengereten, ik heb zijn pik eraf gesneden en die heb ik als een bloederige keutel tegen de blauwe ruit gesmeten.

Toen hij niet meer bewoog, heb ik mama gebeld met de gsm die hij als een Johnny aan zijn riem droeg.


Régis Jauffret, Microfictions 151-152 – mijn vertaling