maandag 20 december 2010
baraque lecture 82
De neiging om de zaken te negatief in te schatten is vaak te groot. Zo dreigde ik van Een Frans leven het te donkere beeld te bewaren. Alsof Jean-Paul Dubois alleen maar de versombering en vereenzaming van zijn protagonist had willen benadrukken. Terwijl hij toch ook een positieve boodschap meegeeft (zo leerde ik deze namiddag van mijn leesclubleden). De westerse beschaving mag dan al ondergaan in hebzucht en kleinburgerlijke besognes, wat Dubois via zijn – wellicht voor een groot deel naar zichzelf gemodelleerde – hoofdpersonage overeind laat staan, is de verknochtheid aan de familie. Paul Blick zorgt voor zijn zieke moeder en dat noemt Dubois ‘de essentie’. Paul zorgt ook voor zijn in een psychiatrische instelling opgenomen dochter. En hij is bereid te zorgen voor de uit zijn zoon en diens Japanse vrouw geboren kleinzoon – die rasverbastering is op zich al een teken van de globalisering, die in dit boek toch tot een van de belangrijke thema’s uitgroeit. De familie is met andere woorden een onherleidbare waarde. Als alles is weggevallen – de carrière, de toekomstverwachtingen, de vriendschap, de liefde… – dan blijft dat toch overeind. Zoals ook de natuur een onherleidbare waarde vertegenwoordigt. De versomberde en door alles teleurgestelde en vermoeide Paul Blick vindt een nieuw levensdoel in het tuinieren. Il cultive son jardin. En in de aangrijpende slotscène neemt hij zijn zieke dochter mee naar de plek waar ooit de vader van zijn moeder schapen hoedde, tot hij door de gendarmes van die rotsachtige hoogte werd weggehaald om als kanonnenvlees op te treden in de slijkerige loopgraven in het noorden: dat was het feitelijke begin van een twintigste eeuw die alleen maar tot de ontworteling en verwarring zou leiden waarvan Paul Blick een van de talloze slachtoffers zou worden. De harmonie van het primitieve herdersbestaan op een Pyreneeënweide is definitief voorbij – maar dat betekent niet, lijkt Dubois te suggereren, dat je er niet nog naar zou kunnen terugverlangen.