maandag 31 augustus 2009

dag 725 – 090811 dinsdag

Op om kwart voor zeven: de zon moet nog boven de heuvelrug uit stijgen en het is dus nog koud. Alles wat buiten is blijven staan, is nat van de dauw. Ik dek S warmer toe met mijn slaapzak en een minuut later ronkt ze alweer. Een voor een zie ik, terwijl ik Peeters lees, de campinggasten de sanitaire installatie opzoeken.

baraque lecture 21
Op blz. 152 van Mijnheer sjamaan heeft Peeters het over de zogenaamde Fauscurve (een wellicht als zodanig bedoelde samentrekking van Gauss en Faust). Perioden van angst en vertrouwen wisselen elkaar af. Als er vertrouwen is, zijn de rokken korter. (Of omgekeerd, dat weet ik nu even niet.) En de auto’s witter of dan toch bleker. In periodes van angst: lange rokken en zwarte auto’s. Als Kondratieff-fasen wisselen ze elkaar af. Vijfentwintig jaar op, vijfentwintig jaar af. In perioden van angst zijn in de huizen de ramen kleiner, de kleren zwarter, de décolletés dieper. Dat laatste lijkt paradoxaal maar dat is het niet. In de décolleté, die een afgrond is, eigenlijk, zoekt de man troost voor zijn verdriet, voor zijn angst. Dus moet, hoe groter de angst is, de troostverstrekkende décolleté dieper zijn. De vrouw, genereus maar zelf ook angstig, gunt hem die troost en hoopt, opportunistisch als zij is, in ruil daarvoor steun en bijstand te krijgen. Het zuiverste voorbeeld van een winwinsituatie.

Ik kom bekaaid terug van een soloritje van 63 km. Ik ben zonder hoofddeksel vertrokken en dat is onder deze schroeiende zon beslist niet verstandig. De laatste 10 km zit ik er compleet door, en bovendien is de tank leeg. Ik moet om de paar honderd meter stoppen. Uitgeput kom ik bijna twee uur na het afgesproken uur op de camping aan. S zat me al ongerust op de wachten, vreemd genoeg in de berm van de weg op honderd meter voor de slagboom – alsof ze me daar zou kunnen helpen. Maar ze helpt me toch goed als ik uitgeteld op de mat ga liggen die zij, zeer attent, voor mij heeft klaargelegd.
We drinken koffie met eenzame Eric. Hij knoeit met zijn filter in een mok: hij heeft net zijn koffiekan gebroken. Zoontje Samuel bestudeert een libellenvleugel onder een microscoop die hij voor 5 euro heeft mogen kopen op een rommelmarkt. Het ding kan de wonderen der natuur tot negenhonderd keer uitvergroten. ‘Ik zou graag eens een wespenvleugel zien,’ zegt Sammy en prompt vangt Eric, voorbeeldige alleenstaande vader, in de vuilnisbak een wesp en ontvleugelt hem. Eric is vriendelijker voor ons dan voor die wesp want hij informeert naar onze professies – hetgeen Rein gisteren schromelijk verzuimde te doen. Het brengt S en mij tot de definitie van ‘vriendelijke mensen’: ‘Vriendelijke mensen zijn mensen die naar onze professies vragen.’
Ik ben de hele namiddag groggy van mijn roemloze ritje. Pas na een zwembeurt en enkele biscuits militairs met crunch-chocolade en een appel kom ik er een beetje door (terwijl ik mij blijf verbazen over Peeters’ boek). Ik observeer de wesp die zich aan de resten van mijn appel tegoed doet en vindt het vreemd dat hij voortdurend geduldig stukjes appelvlees losbijt of –zaagt (zoals een steenhouwer blokken marmer in Carrara, denk ik, op zoek naar een vergelijking maar mij onmiddellijk bewust van het buitensporige van deze poging), om deze vervolgens níet op te eten, wat je geneigd zou zijn te denken, maar achteloos aan de wetten van de zwaartekracht prijs te geven – waarbij de schier oneindige lichtheid van deze brokjes appel van nauwelijks een kubieke millimeter of zelfs nog minder geen bezwaar (bezwaar!) schijnt te vormen: ook op hen is de zwaartekracht van kracht, klaarblijkelijk.
Ik zie dat intussen het dagelijkse petanquespel een aanvang heeft genomen: vandaag, vanwege de hitte, wat later dan het gebruikelijke vier uur.
Je zou uit het gedrag van de wesp kunnen opmaken dat het hem veeleer erom te doen is de appel op te ruimen dan om hem op te eten.
‘Il n’ira pas loin, il n’a pas de sous,’ zegt een van de campinggangers wanneer in de schuur een brandende tak uit de haard valt. We spelen scrabble met J & F. Daarnet aten we lamsvlees met heel veel look en boontjes. Ik drink weer geen wijn.

baraque lecture 22
Ik lees het boek van Koen Peeters uit. Wat ik vreesde, heeft zich voltrokken. Het boek gaat onvoldoende ergens heen om echt overtuigend te zijn. Peeters probeert heel veel te zeggen, en dat doet hij ook wel, maar de verbanden en de verhaallijn en de structuur blijven te artificieel en vrijblijvend. Gelukkig zijn er de talrijke zeer mooie zinnen en de heel bijzondere humor van de weliswaar immer – ook op het achterplat van dit boek – ernstig kijkende auteur (die ook het boek Het is niet ernstig, mon amour schreef...).

Scrabblen, dat is niet echt F & J’s ding. Een Nederlandse, wijn drinkende beeldhouwer vertelt dat hij met Zinnikse blauwsteen werkt. Buiten kijken we naar de sterren. Ik zie er twee vallen maar ben te laat voor een wens.
Ik moet dringend eens wensen dat ik op tijd ben bij het wensen bij vallende sterren. Of dat ze trager vallen.

facebookbericht 58

vindt de gretigheid waarmee tv, kranten, websites etc... de 'gruwelijke' 'doodschop' van een door media en managers opgehitste jonge speler, die nu bulkt van de schuldgevoelens, steeds opnieuw tonen en herhalen, weerzinwekkend.

facebookbericht 57

vraagt zich af of kroonprins Filip ons met zijn baard iets wil zeggen over de manier waarop hij zinnens is zich van zijn taak te kwijten.

1882 / zomerreis 2009 / 7/34

Treignac – 090809

zomerreis 2009 / 6/34

La Souterraine - 090808

zondag 30 augustus 2009

dag 724 – 090810 maandag

Kwart na zeven, ’t is koud en grijze wolken waaien over. Wat later kruipt S de tent uit. Ze vertelt over de soldatenkoeken die ze vroeger at in het leger van Napoleon. De meegebrachte ansichtkaarten van vroegere reizen (Normandië, Dordogne, Alsace) en die ze nu ging gebruiken om te besparen, zijn zoek.

baraque lecture 20
Ik lees Mijnheer sjamaan van Koen Peeters. De seksscène in het 46ste hoofdstuk is zeer geslaagd. (Gisteren, zo herinner ik me nu, passeerden we een dorp dat Sexcles heette.) Op bladzijde 118 staat een mooie zin: ‘Albert stotterde, trilde als een boot die aanlegde.’ Dat is onder meer hierom een mooie zin omdat je niet zo goed weet hoe een aanleggende boot trilt maar je kunt er je wel iets bij voorstellen. Er staan veel van dat soort mooie zinnen in Peeters’ boek. Ik hoop dat het uiteindelijk ook nog ergens heen voert zodat het écht een goed boek wordt, en niet, zoals soms bij Peeters, iets wat even blijft hangen om dan weer snel te vervluchtigen.

Inkopen […].
Terwijl S het eten klaarmaakt, lees ik Peeters, en terwijl ik Peeters lees of beter, van mijn lectuur van Peeters opkijk, staar ik naar mijn sandalen waarop een tiental blauwtjes ik weet niet wat hebben aangetroffen. Het zal wel een zweetgeur zijn.


Het eten smaakt voortreffelijk. Ik ga nu de fietsen klaarmaken voor onze eerste tocht.
We doen de ronde van 62 kilometer. Dat valt […] al bij al nog redelijk mee. Het is wel bijzonder warm. We lopen vertraging op en komen een uur te laat op de aperitief bij J & F, waar ook de EU-ambtenaar en zijn vrouw, vriendin of partner wier naam wij nog niet kennen aanwezig zijn. We hebben het over familienamen (R heet langs achter […]), over verkiezingen en over het verbod om op zondagen het gras te maaien.We eten nog een stuk brood met worst en als de duisternis helemaal is ingevallen, zo rond een uur of tien, gaan we slapen.

facebookbericht 56

las vannacht aan vrienden enkele bladzijden Yourcenar voor.

1881 zomerreis 2009 5/34

la Bourdinière-st Loup - 090808

zaterdag 29 augustus 2009

dag 723 – 090809 zondag

Wakker om kwart over zeven. Dat is niet te vroeg want om elf uur was […] het licht al uit. S sliep weer niet goed en blijft nog wat nasoezen.
Tijdens het ontbijt hebben we het over […].
Foto van het landschap in Chamborand.


S vindt ‘Ik ben toch zo graag ontevreden’ van Raymond moraliserend. Ze vertelt dat ze hem zag in de Delhaize. Hij stond achter haar bij de kassa en zij zei: ‘En een prettige dag nog verder’ – precies de woorden die hij, zoals ik had gehoord in De Slegte, een maand of wat geleden tegen de caissière aldaar had uitgesproken. Raymond keek naar verluidt verwonderd op in de Delhaize.
Inkopen in Bénévent-l’Abbaye. Een kleine woordenwisseling met de uitbaatster van de épicerie omdat de ajuinen hier liefst 4 euro per kilo geprijsd staan. Een wielertoerist komt thuis van zijn rit en wordt opgevangen door een oude vrouw, zijn moeder wellicht, die haar gouden tanden blootlacht. Wat jammer dat ik mijn fototoestel niet paraat heb. Ik sla het beeld op in mijn geheugen (en nu hier): de oude vrouw met haar schort, breeduit lachend; de jongere maar toch niet meer zo jonge man, nahijgend in zijn strakke en kleurige rennerspakje.
Op weg naar Eymoutiers rijden we, met op de iPod de extended version van Tainted Love van Softcell, achter een grijze Citroën C4 met Marokkaanse nummerplaat, gekocht in Casablanca. Het regent pijpenstelen.
Tankbeurt en koffie in Traignac. Enkele verdwaalde (verdwaasde) toeristen met regenjassen, paraplu’s, regenhoedjes.
Rommelmarkt en maquettententoonstelling in Le Lozac.

S koopt een blauwe marinejas met gouden strepen op de mouw voor 1 euro. De ajuinen kosten hier bij de kruidenier 1,8 euro per kilo.
Fotosessie aan het in een wolk gehulde nieuwe viaduct van Tulle.

Ik vertel S mijn benedictijnse herinneringen aan deze stad. Weinig fraaie herinneringen zijn het.
In Tulle vermijden we, gealarmeerd door een in lederen motorpakken gestoken koppel naast ons, het lange wachten op het terras van La Taverne du Sommelier door meteen de Corrèze over te steken om op het terras van de tegenover het merkwaardige gebouw van het Théâtre Municipal gesitueerde Bar du Globe onze koffie te drinken. S zwaait ludiek naar de overkant waar de misnoegde motards nog steeds aan het wachten zijn. […]
Op onze weg van Rodez naar Saint-Affrique zien we opeens in het oosten de brug van Millau, precies op het ogenblik dat S de pointe bereikte van het verhaal van Ronny Maccaroni en de stront op het stokje. Dat zat zo: Ronny Maccaroni terroriseerde een groepje kinderen dat hij gemakkelijk de baas kon omdat hij heel wat ouder en sterker was. Maar wie niet sterk is, moet slim zijn en een van die jongere kinderen bedacht een strijdlist en reeg een verse hondenstront op een stokje om Ronny Maccaroni mee te lijf te gaan… Hetgeen wonderwel lukte: Ronny Maccaroni sloeg op de vlucht.

Wij komen tegen zeven uur aan in […], waar we allerhartelijkst worden onthaald door F en door J, die meteen begint te helpen met het opzetten van onze nieuwe tent. Dat loopt niet van een leien dakje. S bakt een omelet, onze eerste warme maaltijd in drie dagen. Daarna gaan we naar de schuur, waar ik even praat met de Nederlandse EU-medewerker R. Van hem verneem ik dat de bewoners, of dan toch vooral de commerçanten, op het in het zuiden van Zuid-Holland gelegen eiland Goeree-Overflakkee zeggen dat ze deel uitmaken van de provincie Zeeland omdat dat beter verkoopt in Duitsland. Met de aankomst van H begint een klein Brassens-recital.

facebookbericht 55

verbaast zich telkens weer over de onwrikbare aandrang waarmee die simpele zielen op geregelde tijdstippen God aan zijn deur komen venten.

debuut 10

Veel wenkbrauw

Wineke de Boer, blijkens de toelichting achterin ‘[V]rouw, 1.76 m, roodharig (henna), bruine ogen, veel wenkbrauw’, debuteert onder de titel Spinazie met 21 gedichten. Het is een ongelijk allegaartje geworden, van melig meisjesgeneuzel tot, wel ja, hier en daar een regel die heel even blijft hangen.

Prematuur, dat is dit debuut in elk geval. Zie maar het gedicht ‘Chocoladekus’ – de chocoladekus is wellicht van iemand die net chocolade heeft gegeten gekregen, van ‘een meisje / met de kogelste biceps en / de vlinderste lippen’. ‘[N]a die chocoladekus / […] / durf ik wel met haar / onderdekensovermannen.’ Je hoort nu al het gegiechel, en inderdaad: het weerklinkt in de volgende strofe: ‘We drinken reuzebekers thee, / fluisteren en giechelen.’
Relatief veel jongemeisjesgeneuzel, huis-tuin-keukenwissewasjes, egotripperige ijdeltuiterij. Gelukkig stijgt Wineke daar hier en daar eventjes bovenuit. De eerste twee regels van het gedicht ‘God’ bijvoorbeeld: ‘Ver weg durf ik jou / wel diep in mij te nemen.’ En de eerste strofe van haar titelgedicht zou goed passen in een verdienstelijke jongerenbundel:

Houd je stil.
zeg maar niks.
Je stilte is
voor mij spinazie.

Stille spinazie, ik vraag me af of het al is voorgekomen in de vaderlandse poëzie. En ’t is eigenlijk niet gek gezien: zo’n blad spinazie kan inderdaad behoorlijk stil zijn. Maar De Boer mikt natuurlijk verder. De lezer weet immers niet of ze baalt van spinazie. Misschien is ze er wel tuk op! En in dat geval is die stilte welkom!
Het menstruatiegedicht ‘Bloeddorst’ beklijft al wat meer.

Het is geen gelaten wachten,
het is bloeddorst.

Ze grijnst en perst dat slijmerige bed eruit,
elke maand opnieuw en zelfs vaker.

Haar lijf schijt op de maandag
en gunt dat ongeboren wonder het licht niet in de ogen.

Dus, laat ze graag die buik verdrogen
in ruil voor altijd ronde appelborsten,
voor een ongeschonden pruim
voor altijd voor zichzelf.

[…]


En zo zijn er in die 21 gedichten nog wel enkele momenten die je niet meteen wilt vergeten. Maar over het algemeen? Eens in het bijgevoegde curriculumpje kijken wat Wineke de Boer nog allemaal zou kunnen doen behalve dichten. ‘Houdt niet van telefoneren.’ Maar wel van: ‘gewichtheffen’. Of van: ‘in de kamer ronddansen als er een leuk liedje is op de radio’. Lijkt me een goed idee, Wineke.

Wineke de Boer
Spinazie
Voetnoot, Amsterdam, 2008
48 p./ € 15
Deze recensie verscheen in Poëziekrant 2009-3

1880 / zomerreis 2009 4/34

Chartres 4/4 - 090808

vrijdag 28 augustus 2009

de dingen 9


ondertussen in brugge 136

de wijsheden van pipo cornetto 4

7
Het huwelijk eindigt als, na dat ene ja aan het begin, eindelijk ook alle neens zijn uitgesproken.

8
Een geloof in de verrijzenis zou er niet zijn als met de dood niet alles eindigt.

facebookbericht 54

is bezig met zijn vakantienotities uit te werken en hij kan het iedereen aanbevelen want het is alsof je twee keer op vakantie gaat!

dag 722 – 090808 zaterdag

Geslapen als een steen, van tien tot negen. […] Ontbijt. Een jong Engels gezin met twee kleine dochters waarvan er eentje een hoog Madeleine McCann-gehalte heeft. De vader zwijgt maar zorgt goed en heeft de kinderen onder controle. Het jengelen begint telkens wanneer de moeder ten tonele verschijnt. Als gevolg van deze observatie een gesprekje over hoe vaders, hoe moeders hun gebroed opvoeden. […] In de kathedraal branden we kaarsen voor […]. Een zwarte priester leest een begrafenismis. Dat ontroert mij – gek genoeg wellicht vooral omdat het een zwárte priester is. De geteisterden komen ons troosten. Na het bezoek aan de kerk trekken we de stad in. Chartres maakt een vriendelijke indruk. Het is mooi weer. De mensen lijken voorkomend. Er zijn marktjes. […] We drinken koffie op een terras naast een groot plein met kleurige konijnen. S zet het masker op dat ze voor F heeft gekocht.

[…] De man aan het tafeltje naast het onze laat een stuk van zijn krant op de grond vallen. ‘Vous perdez votre supplément économique,’ zegt S en raapt het voor hem op. Hij kan er om lachen. Zijn vrouw zit in een karretje en rookt sigaartjes. S leest Libération.
Picknick tussen Bonneval en Châteaudun. Ter plekke aangetroffen braambessen, ham, geitenkaas en crunch-chocolade. Een in het mauve geklede, zware vrouw moet minutenlang wachten op haar witte poedel, die iets interessants geroken heeft. […] Gehelmde jongeren nopen ons tot bespiegelingen over ouder worden.
In Châteaudun bezoeken we de kerk. S […] ontcijfert een plakkaat: C’y gist l’honorable homme
In de auto luisteren we naar The Andrew Sisters: I want my mamma
We drinken iets in Château Renaud. Op het terras zitten twee mannen te schaken. Een van de twee zegt plotseling: ‘J’ai fait le con’. S verwondert zich over de menukaart: tarte aux pommes et sa boule de glace. ‘Dat is nu zo’n adjectif possessif dat er echt niet toe doet,’ zegt ze.
Glooiende en zo goed als verlaten wegen naar Fontgombault. We komen net op tijd voor de vesperdienst van zes uur. Er is veel meer volk dan de andere keren dat ik hier ben geweest, maar of dit op een katholiek reveil wijst? Er komen mensen binnen met een heel klein kind, ik hoop dat het stil blijft. Een tachtigtal kraaien bezetten links en rechts de koorbanken. Monotoon en tweestemmig. Gregoriaans, de traditionele ritus. We begrijpen niet wat zij zingen. Omdat we hun Latijn niet begrijpen, omdat we hun geloof, hun attitude niet delen. Ook weten we niet waarom de mensen op gezette rechtop staan en het hoofd buigen. Maar we doen wel mee, het houdt ons wakker en het lijkt ons op de een of andere onnaspeurbare manier zinvol. […]

Via Le Blanc richting La Souterraine. Een zacht bocagelandschap. Wanneer we door Saint-Benoît rijden, weerklinkt Stairway to Heaven. […] In La Souterraine vinden we een zeer abordabele hotelkamer. In het park onder de kerk eten we een stuk brood met worst en kaas. Engelstalige kinderen spelen in de droge fontein met een bal terwijl, gezeten op een bank, hun vader aanpapt met een Française. Honden rennen voorbij.

In de tuin van het hotel souperen twee erg zwijgzame koppels. Wij betrekken de roodgetinte kamer 9. Het zal het concept zijn geweest van de hotelierster: elke kamer een andere kleur. In onze kamer is zowat alles rood: de lakens, de sprei, het behangpapier, bepaalde accessoires zoals de glazen luster, die doet denken aan een koraal. Op het behangselpapier, in reliëf gestanst: witte aronskelken – althans een gestileerde weergave daarvan.

facebookbericht 53

stelde gisterenavond vast dat er een stevige branding was aan de Belgische kust.

1879 / zomerreis 2009 3/34

Chartres 3/4 - 090808

donderdag 27 augustus 2009

dag 721 – 090807 vrijdag (vervolg)

13.20 uur. We vertrekken […] * Via Lille en Arras op de nationale tot in een gat met een vreemde toren waar we in de bar tabac op de hoek een koffie drinken. Een zwarte man en een blanke vrouw pluizen de krant na op zoek naar iets wat gelukkig maakt (en dat onder een kaart van Frankrijk).

We worden geplaagd door vliegen en door een gedubde serie op TF1. Naast ons koopt een koppel krasloten. S krijgt een langdurige telefoon. Ik vraag aan de bazin hoe het gat heet. Ze spelt het me voor: ‘l’Arbret’.

[…] Na een geïmproviseerde maaltijd […] met brood, ham en kaas. S drinkt uit een plastic bekertje van de rode wijn die ik heb meegebracht (een halve fles die nog openstond en die niet slecht mocht worden), ik hou het bij het frisse flesje Evian dat we voor € 1,80 (!) uit de lobbyautomaat hebben getrokken. De rit hierheen verliep langs een stukje autostrade tussen Amiens en Beauvais, voor de rest nationales. Het laatste stuk naar Chartres, vanuit Maintenon, bracht, met de kathedraal op de achtergrond, zeer mooie landschappen. […] S leest Paustovskij, ik Mijnheer sjamaan van Koen Peeters.

facebookbericht 52

leest in Het hermetisch zwart onwaarschijnlijk lucide bladzijden over het besef van het eigen lichaam en hoe het in elkaar steekt en over het zelfbewustzijn.

1878 / zomerreis 2009 2/34

Chartres 2/4 - 090808

zomerreis 2009 1/34

Chartres 1/4 - 090808

facebookbericht 51

heeft net zijn vakantiefoto's gewied en houdt vierendertig (34) foto's over die mogen gezien worden.

woensdag 26 augustus 2009

35 * 27,45 * 1318

De waarnemingen tijdens deze rit zijn van velerlei aard:
meteorologisch: mooi weer, matig warm, de tegenwind op de heenweg garandeert nog geen gunstige wind bij het terugrijden;
entomologisch: ik rijd soms door wolken kleine insecten; ze belagen me; eentje vind er een weg door mijn neus naar…
pneumologisch: …mijn luchtpijp – dat is lastig;
olfactorisch: de geur van stallucht en mengvoer is repugnant;
verkeerskundig/strafrechtelijk: een Cayenne steekt me met zeker honderd per uur voorbij op een plaats waar niet eens auto’s mogen rijden;
ornitologisch: bruine kiekendief; zwaluwen die verzamelen op de draden; duiven die op de stoppels van de afgereden korenvelden grazen (of hoe heet het wat ze daar doen? pikken? scharrelen?);
existentieel: de laatste keer dat ik hier reed waren die korenvelden nog groen – er is alweer een zomer voorbij;
ferroviair/auditief: de treinen van en naar Oostende rijden vanwege de zuidenwind hoorbaar voorbij;
sportief: talrijk zijn de solitaire en in groep rijdende recreatief-sportieve fietsers; ik probeer er eentje die tegen wind met 32 per uur rijdt te volgen maar moet al snel deze poging staken;
lumineus: sommige van deze fietsers merk ik op de heenrit pas op het laatste ogenblik op door het tegenlicht van de lage zon – daarom houd ik uiterst rechts;
accidenteel: ik rijd, door dat tegenlicht, helemaal in het begin van de rit bijna tegen een tweepersoonskano die door zijn gebruikers over de straat van het kanaal naar het schippershuis wordt gedragen en word in de terugrit bijna aangereden door een achteruit manoeuvrerende auto-met-paardenaanhangwagen;
conditioneel: ik had beter verwacht na mijn vijfhonderd kilometer in de bergen.

facebookbericht 50

gaat voor het eerst sinds zijn 'hoogtestage' in de Cevennes - en benieuwd naar het resultaat - nu, op een zomeravond, fietsen in de Polders.

brief uit Bunnik 5

JWL stuurde mij een vijfde brief naar Brugge als antwoord op mijn vijfde brief naar Bunnik.
En hier vindt u de volledige reeks brieven - tot nu.

facebookbericht 49

bestudeert de geschiedenis van Sint-Kruis en gaat deze namiddag in Gent drukproeven corrigeren.

dag 721 – 090807 vrijdag

Surfen. Door een tip van Bart Stouten op facebook kijk ik naar Arthur Rubinstein die de aanzet speelt tot het tweede pianoconcerto van Saint-Saëns, dan naar een filmpje met een levende en sprekende Martin Heidegger die zegt dat mensen altijd religieus zijn want dat ze altijd op de een of andere manier boven zichzelf uit stijgen, dat ze altijd ‘verrückt’ zijn. En dan zie ik een link staan naar een fragmentencompilatie uit een film van Michelangelo Antonioni, L’Eclisse uit 1962. Een pasgebouwde stad, mensen die wachten op een bus tussen gebouwen die nog niet af zijn, een watersproeier, een vrouw die wandelt met een kind in een koets, mannen die van hun werk terugkeren, dreigende sfeer, de desolaatheid van de moderne grootstad, de straatverlichting floept aan...

1877

E. – 090412

dinsdag 25 augustus 2009

mijn woordenboek 226

AFWASSEN

Voor mijn midlifecrisis had ik een voorkeur voor afdrogen, nadien voor afwassen. Het kan op toeval berusten, dat die twee breuken in mijn leven zich samen hebben voorgedaan. Ik weet ook niet of het iets te betekenen heeft. Ze zeggen soms dat het een keerpunt is, wel, ik kan dat beamen. Een verklaring heb ik er niet voor. Misschien heeft het iets te maken met het overwinnen van de vrees voor water, voor vuil water. Je hebt watertjes doorzwommen. Je moet een en ander van je afwassen. Afdrogen is strikt genomen een vrij overbodige karwei: de vaat droogt wel vanzelf. Afwassen moet. ’t Is een soort van schademanagement. Redden wat er te redden valt. Er blijft een vies sopje over. Alle schuim is weg. Het wordt lauw, en uiteindelijk koud. In afwas zit meer dood.

zie ook: AFDROGEN

facebookbericht 48

stelt vast dat het einde van de mooiweerperiode naadloos samenvalt met het einde van zijn vakantie.

1876

080517

maandag 24 augustus 2009

dag 720 – 090806 donderdag

baraque lecture 19

Komiek, nooit eerder las ik iets over de schoonheid van elektriciteitsmasten, en nu twee keer kort na elkaar: eerst Alain de Botton, die er in Ode aan de arbeid de lof van zingt, en nu bij Koen Peeters, die ook al gewaagt van de mogelijke schoonheid van deze artefacten: ‘Ben werd dichterlijk van de vreemde biotoop waarin hij werkte. Zou hij poëzie gaan schrijven over de pijpleidingen, de hoogspanningsmasten, het silhouet van een pyloon?’ (Mijnheer sjamaan, 23)

Niet dat het iets betekent, maar wat later dringt het tot me door dat Peeters’ boek exact honderd hoofdstukjes telt, en dat heeft het dan weer gemeen met Yann Martels Het leven van Pi. Benieuwd of Peeters er in zijn boek zelf een verantwoording voor geeft – het zou mij verwonderen indien hij dat niet doet.

facebookbericht 47

hoorde vannacht om half vier een uil.

1875

K, G en S – 080316

zondag 23 augustus 2009

facebookbericht 46

bekomt.

1874

Tussen Ieper en Dikkebus - 080907

zaterdag 22 augustus 2009

microficties 7

Kafka

– Ik heb hem goed gekend.

Franz Kafka was een mooi stuk vuil, dat aan niets anders dacht dan aan zijn postume roem. Een teringlijder, een vegetariër ook, hoewel hij de kleinzoon was van een slager. Hij schreef verhalen over muizen en landmeters, en in zijn dagboek braakte hij dag na dag zijn haat jegens de mensheid uit. Hij lei het zo goed aan boord, dat na zijn dood zijn werk zich over het Westen heeft verspreid met de snelheid van een epidemie, en het veroverde als een nieuwe ondeugd. Ik verdenk er hem zelfs van zijn tuberculose te hebben opgelopen in het zwembad van Praag, met als enig doel voor ogen jong genoeg te sterven om meteen in de legende te kunnen binnentreden.

– Ik kon al honderd keer te vroeg zijn gestorven indien ik het zou hebben gewild.
Indien ik op mijn dertigste zou hebben geweigerd om mij voor mijn buikvliesontsteking te laten opereren, zou ik in de gruwelijkste pijnen gestorven zijn. Ik zou mijn mooie doodsstrijd hebben laten filmen. Door deze film voor de kostprijs te verkopen zou hij de aandacht hebben gevestigd op mijn verzameld werk. Ik zou ook op mijn vijftiende zelfmoord hebben kunnen plegen, en het zou er niet toe doen dat ik op die leeftijd nog geen boek zou hebben geschreven. De virtuele romans, waar je nauwelijks het bestaan van vermoedt in de schemerzone van de adolescentie, zijn met hun lichtheid en gratie belangwekkender dan de volumes die bol staan van de gefakete bladzijden waaruit alle glans is verdwenen en waarvan de waarde geheel en al afhankelijk is van de naïviteit van de lezer die zelfs het papier uit de openbare toiletten met schatkistbiljetten zou verwarren.

– Ik heb de gewoonte mijn vrienden te respecteren.

Maar Franz was nu net een buur die ik tutoyeerde uit misprijzen, zoals je een beest zou aanspreken – gesteld dat je gek genoeg zou zijn om ze aan te spreken. Hij haatte me met een haat die zo smeuïg was als de boekweitpuree waarmee hij zich rechtstaand voedde, met zijn rug naar zijn werktafel gekeerd om zijn schriften niet te besmeuren. Hij ging zelfs zover om met de geruchten die hij in zijn dagboek verspreidde te proberen mijn reputatie bij de toekomstige generaties te schaden. Mijn weduwe heeft Max Brod moeten vragen om die lasterlijke passages te schrappen.
– Ik zou het uit mijzelf hebben gedaan, mevrouw Jauffret.

Mijn genius verblindde Kafka wanneer we elkaar op de trap kruisten. Hij probeerde tevergeefs zijn ogen af te dekken met de kriebels die waren ontsproten aan zijn hongerkunstenaarstalent. Telkens verloor hij zijn evenwicht en stuiterde als een hansworst van de treden. Dan gingen de deuren van alle appartementen open om te zien hoe hij opnieuw overeind krabbelde, onder het bloed en vol schuldbesef, de ogen nederig geloken uit vrees dat mijn genius hem dit keer in lichterlaaie zou steken. Dan sloegen de huurders hun deuren dicht en openden hun ramen om zich vrolijk te maken over hoe hij door de stortbui de straat inliep met de gratie van een kromgetrokken wiel.

Régis Jauffret, Microfictions 391-392 – mijn vertaling

1873

L. - Breskens

vrijdag 21 augustus 2009

1872

J. en P. - Vlissingen; foto's: ?

donderdag 20 augustus 2009

microficties 6

Zomergezin

– U bent zo alleen.

Ik leen u maar al te graag mijn gezin uit voor de zomer. U bent niet zo groot als ik en uw stem is heser, maar iedereen stemt ermee in om te doen alsof u mij bent. Ik heb hun veel over u verteld. Ze weten ervan, van uw pijnlijke vrijgezellenbestaan dat u meerdere keren in een psychiatrisch ziekenhuis heeft doen belanden. Drie maanden lang zult u de echtgenoot van mijn vrouw zijn en de vader van mijn kinderen. Ze zullen doen alsof ze u graag zien, alsof ze u respecteren, alsof ze uw tics gewoon zijn, die ze een na een zullen ontdekken. Ik zal u maar af en toe eens bezoeken, en ik zal altijd vooraf bellen. Ik zal weten waar mijn plaats is, discreet als een neefje van volle neven dat stil vraagt waar hij het toilet kan vinden.

– Ik heb tegenover mijn thuisadres al een appartement gehuurd.

Ik zal er wonen zolang u mijn functie tussen de mijnen opneemt, en als u het wenst mag u er achteraf mijn plaats innemen. Vergeet niet de rolluiken en gordijnen vierentwintig uur op vierentwintig open te laten, zodat ik mij een idee kan vormen, wanneer ik uw rol speel, van het leven dat ik al vijftien jaar leid. Ik vraag u niet om ons slaapkamerbed bij het raam te zetten. Uw esbattementen met mijn echtgenote zullen me minder interesseren dan het banale spektakel van alledag.

Dankzij u zal ik kunnen zien hoe ik ben op een doordeweekse ochtend, wanneer iedereen zich op automatische piloot een kop koffie inschenkt, terwijl de boterhammen verbranden in de broodrooster. Ik zal mezelf zien tijdens die avonden waarop alle kanalen van de schotelantenne worden afgezapt terwijl we het gebrek aan verbeeldingskracht van onze satelliet vervloeken en van het hele zonnestelsel er bovenop. Ik zal eindelijk weten waarop mijn vrouw lijkt wanneer ik haar met gesloten ogen neem, en welke smoelen mijn kinderen achter mijn rug trekken wanneer ik hun een laat uitje heb verboden.

– Ik heb er altijd van gedroomd om mijn geluk aan iemand uit te lenen.

U zult gelukkig zijn in mijn plaats. Men moet ermee instemmen het eigen leven uit te lenen zoals je een auto uitleent zonder te denken aan het gevaar dat zij loopt in handen van een wegpiraat of van een dief, die haar nooit zal teruggeven en die de papieren zal verpatsen om haar te kunnen doorverkopen. Trouwens, mijn gezin zal zich misschien aan u hechten. Terwijl het aan mij niet meer dan een vage herinnering zal bewaren. Eind september zult u mij misschien de toegang tot mijn eigen huis ontzeggen. Ik zal me niet verzetten en ik zal naar een andere stad gaan om daar een gezin te stichten.

Régis Jauffret, Microfictions 945-946 – mijn vertaling

1871

Moerbrugge

woensdag 19 augustus 2009

1870

S. - 080315

dinsdag 18 augustus 2009

maandag 17 augustus 2009

dag 719 – 090805 woensdag

Met superieure ironie beschrijft Alain de Botton allerlei facetten van de hedendaagse arbeid. Hij looft de geneugten van het ambachtelijke, maar geeft tegelijk toe aan een welhaast kinderlijke fascinatie voor technologie en doorgedreven arbeidsverdeling. Hij spreekt met mededogen over vrouwen die, met een wit kapje over het kapsel, in een koekjesfabriek controleren of de koekjes, die met duizenden uit een machine rollen, wel allemaal mooi even dik zijn, en over de handelsreiziger die op een vliegtuigbeurs het nieuwste model cockpitdeurhengsel (of zoiets onbenulligs) aan de man probeert te brengen, maar ook over de onthechte zonderling die met een stoeltje en zijn schilderskoffertje naar de countryside trekt om daar tientallen keren dezelfde boom te gaan konterfeiten. De Botton doorprikt met satanisch genoegen de gebakken lucht die in doorlichtingsbureaus en motivatiekantoren wordt gesleten als managementwijsheid zonder dewelke uw bedrijf onmiddellijk zal in elkaar storten, en hij bezoekt een vliegtuigkerkhof in de woestijn Nevada om daar ten overvloede de euvele overmoed van het vooruitgangsgeloof te demonstreren. En dat alles doet hij met spitse pen, sprankelende humor, een voortreffelijke schrijfstijl. Door middel van schier richtingloze opsommingen van een eindeloze hoeveelheid heterogene elementen schetst hij tegelijk de treurigmakende omgangsvormen in de forenzentrein én de treurigmakende overvloed waarvan wij met zijn allen, toch in de westerse wereld, de slaaf zijn. Hij toont op overtuigende wijze aan dat arbeid in die wereld, op zich genomen, meestal niet anders dan zinloos kan zijn, maar dat hij toch zin heeft omdat hij ons voor nog grotere zinloosheden behoedt. De Botton legt de paradoxen van het kapitalisme bloot: zo moeten die koekjes van de koekjesfabriek dienen om het leven te veraangenamen – maar dat leven is onaangenaam geworden in grote mate door de zorgen en stress die we op ons laden door ons in zo’n strikt arbeidsproces te laten inschakelen.

Arbeid is een manier om de dood niet onder ogen te moeten zien. Da’s een sombere boodschap, maar Alain de Botton heeft de verdienste deze boodschap op een draaglijke, want luchtige, manier te brengen.

Bovendien vormen de talrijke foto’s in dit boek een zeer aangename aanvulling bij de tekst. Geen meesterwerken, die foto’s, maar ze verlenen met hun documentaire inslag het geschrevene een hoog werkelijkheidsgehalte.

Alain de Botton, Ode aan de arbeid, Atlas, Amsterdam, 2009

1868

L.

zondag 16 augustus 2009

1867

Brugge, Zand

zaterdag 15 augustus 2009

microficties 5

Jeep

U zou ook gesproken hebben. Er zijn geen helden. Niemand die gemarteld wordt kan blijven zwijgen. Teven vinden een taal uit om hun puppies te verraden. Keien verraden rivieren. Vissen oceanen. U zou uw kinderen én hun moeder hebben aangegeven. U zou ze hebben vastgehouden terwijl ze werden verkracht. U zou niet één woord hebben gezegd. Men zou hen voor uw ogen hebben verminkt. Men zou u gedwongen hebben toe te kijken. U zou uw blik niet hebben afgewend. U zou ze hebben afgemaakt. Indien men u daar om zou hebben gevraagd. Men zou u gevraagd hebben dank u te zeggen. U zou op uw knieën zijn gevallen, de handen samengevouwen.

Men heeft mij vastgebonden aan de bumper van een Jeep. Toen men de stad heeft bevrijd. Wie zich overgeeft wordt niet gedecoreerd. Men blijft ze maar martelen. Men heeft me voor dood achtergelaten. Op een hoop lichamen. Ik heb gewacht tot het donker was alvorens overeind te kruipen. Na mij kroop nog iemand anders overeind. Hij was een halve arm kwijt. Ik zag maar uit één oog meer. We zijn naar het woud gegaan.

We hebben de dagen niet geteld. We wachtten totdat we de sterren zagen. Om dan pas opnieuw te stappen. En dan hebben de bomen ons niet meer verborgen. We kwamen voorbij huizen. Gebouwen. We staken meerdere landsgrenzen over. We zijn in Straatsburg aangekomen. Men heeft ons doen opstappen op een bus. Samen met drie of vier zwervers.

Men heeft ons onze kleren uitgetrokken en gedoucht. We hebben in een zaal geslapen waarin de anderen schreeuwden. We waren nog dronken. Wijn die we hadden aangeslagen toen ze binnenkwamen.

’s Morgens hebben ze ons buitengezet. Het waaide. De zon scheen. We voelden ons vrij. We durfden zelfs geen honger te hebben. Uiteindelijk hebben we de broodkruimels gegeten. Die de mensen lieten vallen terwijl ze lopend aten.

We dachten dat de gevels ons beschermden. Het leek alsof de menigte een pantser was. De Jeeps werden bestuurd door beeldschone vrouwen. Lippenstift en hagelwitte tanden. Kinderen speelden op de achterbank. Ze lachten. Ze gooiden hun schooltas omhoog. Ze vraten krokodilvormige snoepjes. Rood en groen met een witte buik.

Jongeren in hemden. Kibbelen met elkaar. Omhelzen elkaar. Houden van elkaar. Halen hun telefoon boven als was het een wapen. Om elkaar berichten te sturen. Naar het andere uiteinde van de straat. Ze blijven ter plekke maar het hele land behoort hen toe. De Aarde. Een toekomst aan de afgrond. Ver als een zwart gat. Een ster.

Wij glimlachten. We begonnen ons vrolijk te voelen. Alsof we een café waren binnengegaan. Wodka drinken. Bier.

En dan, ineens, de dag na de dronkenschap. De kater. De angst. De terreur. Het berouw omdat we laf waren geweest. De spijt nog te leven. De kwelling van het geheugen is eindeloos. Oog in oog met de leegte geef je toe. Niemand zal je een kogel gunnen. Stel nu dat je je verhaal vertelde. Men zou voor een achtergrondmuziekje zorgen. U zou hoe dan ook uiteindelijk toch zwijgen.

Régis Jauffret, Microfictions 373-374 – mijn vertaling

1866

Markt Brugge

vrijdag 14 augustus 2009

1865

Markt Brugge

donderdag 13 augustus 2009

1864

Vlissingen - 080420

woensdag 12 augustus 2009

1863


Brugge, Sint-Jakobsstraat - foto affiche: Stephan Vanfleteren

dinsdag 11 augustus 2009

dag 717 – 090803 maandag

overschrijven 126

In onze meritocratische en maatschappelijk mobiele moderne wereld kan status echter wel degelijk worden bepaald door iemands zelfvertrouwen, verbeeldingskracht en vaardigheid anderen te overtuigen van wat hem of haar toekomst – een mogelijkheid tot positieverbetering die stoïcijnse, berustende levensbeschouwingen in een ongunstig daglicht plaatste. Zo bezien kun je de kansen van je leven verspelen door een aanmatigende minachting voor boeken met titels als The Will to Succeed, in de overtuiging dat je boven hun schrille slogans en peptalk staat. Het kan zijn dat je niet tot mislukken gedoemd bent door een gebrek aan talent, maar door een pessimistisch soort trots.

Alain de Botton, Ode aan de arbeid, 129

1862

C.

maandag 10 augustus 2009

dag 716 – 090802 zondag

overschrijven 125

Dit weten

Job 8:9

Voor alles buiten ons
zijn er wetten die het zeker weten.

Waarom de regen valt, dat alles valt
behalve warmte. Een stilte, iets
uit te leggen: wij weten dit
omdat het viel.

Kinderen blijven blokken
naar beneden gooien maar het hout
plant zich voort, ergens
komt de zon op en wij weten dit
voor even zeker.

Dit weten is een herinnering
al het andere is overgave.

Een dichter vertelde me eens
hoe de zee is. ‘Zo is de zee,’ zei hij.
Ik heb nooit meer getwijfeld.

Uit: Jurre van den Berg, Binnenvaart

1861

P. - 080906

zondag 9 augustus 2009

1860

De Panne

zaterdag 8 augustus 2009

dag 714 – 090731 vrijdag

Piet de Moor chargeert in Brieven aan mijn postbode, Will Tura en Peter Vandermeersch naar mijn smaak wat te hard tegen laatstgenoemde, die dan de bui moet vangen voor het falen van de hele media… Maar waar hij wél nagels met koppen slaat is in zijn visie op de onverenigbaarheid van fascisme (totalitarisme) en verbeeldingskracht.

Een interessante bespreking van het boek van Piet de Moor is hier te vinden.

1859

C. - foto van Alex Vanhee

vrijdag 7 augustus 2009

dag 713 – 090730 donderdag

Ik heb niet zo veel gehad aan de lectuur van de dagboeken van Susan Sontag uit de periode 1947-1963, toen ze dus tussen de veertien (!) en dertig jaar was. Ja, er zijn wel wat algemene lijnen te trekken in verband met haar intellectuele en seksuele ontwikkeling, maar veel heeft dit niet om het lijf. De intellectuele voorkeuren – vaak niet veel meer dan de vermelding van de titel van een gelezen boek of bekeken film, of een geïsoleerde en allerminst uitgewerkte gedachte – zullen enkel diegenen interesseren die het werk van Sontag diepgaand hebben bestudeerd of wensen te bestuderen. De langzame ontdekking van de seksuele identiteit (Sontag was een jonggehuwde moeder maar koos uiteindelijk voor een bestaan als lesbische vrouw, een overgang die gepaard ging met pijn) is weinig uitgewerkt en wordt vaak nogal klinisch beschreven: de relationele beslommeringen met vriendinnen ‘I.’ en ‘H.’ wegen veel zwaarder door dan de psychologische impact van een gewijzigde relatie tot de andere sekse en tot de eigen moeder (Sontag verloor al heel vroeg haar vader). Strepen in de marge heb ik enkel getrokken bij bedenkingen over het sociale functioneren. Sontag hield zichzelf erg scherp in de gaten en was bijzonder kritisch over haar behaagzucht, onzekerheid, onvermogen enzovoort in gezelschap. Twee of drie snoeiharde bespiegelingen over het huwelijk beklijven. (‘Het huwelijk is gebaseerd op het principe van de inertie.’ (98) – en zie ook overschrijven 124) En enkele zelfobservaties kunnen, naar gelang van wie ze leest, interessant zijn. Bijvoorbeeld: ‘Gezegend de geest die zich met iets anders kan bezighouden dan met zijn eigen ontevredenheid.’ (314) Of: ‘Weet: je hart niet blootgeven wanneer daar niet om gevraagd wordt.’ (206) Maar de oogst is mager en compenseert zeker niet de onvrede met de over het algemeen slordige en zeer rudimentair geredigeerde notities (vaak zijn het niet meer dan lijstjes, opsommingen) – die inderdaad, zoals blijkt uit het voorwoord van David Rieff, de intussen de middelbare leeftijd bereikt hebbende zoon van Susan Sontag die als kind regelmatig in de dagboeken opduikt, niet geschreven zijn met de bedoeling van gepubliceerd te worden.

Susan Sontag, Herboren. Dagboeken en aantekeningen 1947-1963, 334 pp., De Bezige Bij, 2009, vertaling Joris Vermeulen

facebookbericht 45 / dienstmededeling

gaat nu zijn koffers pakken en verlaat voor een tijdje het wereldwijde web (maar u kunt hier wel de eerstvolgende dagen 'voorgeprogrammeerde' foto's en teksten bekijken c.q. lezen).

1858

'Prettige vakantie' - Brugge, Christus Koning - 080628

donderdag 6 augustus 2009

1857bis

Brugge, Vestingen, vorige winter

de dingen 8

dag 712 – 090729 woensdag

overschrijven 124

Degene die het huwelijk heeft uitgevonden was een vindingrijke kwelduivel. Het is een instituut dat zich richt op het afstompen van gevoelens. De essentie van het huwelijk is herhaling. Het hoogste wat het nastreeft is het scheppen van krachtige, wederzijdse afhankelijkheid.

Susan Sontag, Herboren. Dagboeken en aantekeningen 1947-1963, 93

facebookbericht 44

denkt op de warmste dag van het jaar terug aan de koudste.

1857

Brugge, Vestingen - afgelopen winter