Meetkerke - Stalhille - Plassendale - Oudenburg - Ichtegem - Jabbeke - Varsenare - Sint-Andries
dinsdag 3 juni 2025
facebookbericht 1188
notitie 470
IN DE WAARHEID LEVEN 1/5
Ik ben geboren in 1961 en was kind in een wereld die duidelijk en stabiel leek. Ingrijpende gebeurtenissen speelden zich enkel in verre landen af: Biafra, Vietnam, Israël. Om de ernst van de Koude Oorlogsdreiging te vatten was ik te jong. En toen ik er oud genoeg voor was, leek die Koude Oorlog alweer voorbij. Enfin, dat werd ons toch wijsgemaakt want de raketten liggen er nog steeds en het aantal gekken dat op de fatale knop kan duwen is toegenomen. Bob Geldof loste de hongersnood in Ethiopië op met leuke concerten: We Are The World. En de Falklands, hoe spannend was dat zeg! Toegegeven, er waren in eigen land wel enkele strubbelingen. Acht regeringen Martens, de aanslagen van de CCC en de Bende van Nijvel, de milieuboxaffaire, de Harald of Free Enterprise, de affaire-Dutroux, de dood van een koning. Maar over het algemeen bleef alles rustig. Toen Francis Fukuyama in 1992 het einde van de geschiedenis afkondigde, leek dat zelfs geloofwaardig. De jaren negentig vormden misschien wel het laatste relatief onbekommerde decennium van onze levens.
Maar. Stilaan begon het besef door te dringen dat er, zoals al in het begin van de jaren zeventig door de Club van Rome was aangekondigd, met het klimaat iets grondig fout ging. En toen, tegen het einde van het millennium, serveerde het internet de wereld op ons bord. Er was geen ontkomen meer aan – de geschiedenis bleek helemààl niet ten einde.
Sindsdien lijkt alles aan het wankelen te zijn gebracht. Ik, intussen volwassen, begon te begrijpen dat men mij, al die tijd dat ik dacht dat de wereld duidelijk was en stabiel, had voorgelogen. Ik had, samen met mijn generatie en de daaraan voorafgaande, die van mijn ouders, helemaal niet ‘in de waarheid’ geleefd maar in een illusie: Les Trentes Glorieuses. Expo 58. Vooruitgang en Welvaart.
Wat blijft daar nu van over?
maandag 2 juni 2025
boekverhaal 51
In deze rubriek heb ik het over door mij gelezen of in mijn bezit zijnde boeken waar een verhaal aan vasthangt of die iets bijzonders voor mij betekenen.
augustus 1988
HERINNERING, SPOOR
Als iemand, de Wim Oosterlinck van dienst zeg maar, mij zou vragen – maar niemand doet het! – wat mijn drie favoriete Nederlandstalige boeken zijn, dan zou De zondvloed zeker een van die drie zijn. Ja, zelfs als iemand mij zou vragen naar mijn drie favoriete boeken tout court, ook dan zou de kans groot zijn dat het magnum opus van de man die volgens De Mens dát goed doet, te weten boeken schrijven, erbij zit.
De zondvloed is, zoals ik eerder al eens schreef: ‘hét meesterwerk van een van de grootste Nederlandstalige schrijvers, een worsteling met het schrijverschap, de herinnering aan het verloren paradijs, verzopen liefdesverdriet. Een magistrale compositie die de werking van het geheugen illustreert.’
Ik heb in Leuven, in de eerste helft van de jaren tachtig, les gehad van professor Samuel IJsseling. Hij had het over fenomenologie en over op Heidegger en Baudrillard geënte maatschappijkritiek – ik herinner me dat hij het had over het ‘militair-industrieel complex’, het was de eerste keer dat ik die term hoorde. Wat ik ook nog goed heb onthouden, maar dan iuxta cathedra, was dat het gerucht de ronde deed dat Sam aan een roman aan het werken was geweest, maar dat hij daar de brui aan had gegeven nadat hij De naam van de roos van Umberto Eco had gelezen. Een dergelijke kwaliteit zou hij nooit kunnen evenaren, wist hij stellig en hij borg zijn literaire ambities op. (Dat een van de personages in De wetten van Connie Palmen geënt was op zijn persoon, waardoor hij alsnog een plaats verwierf in de Nederlandstalige letteren, kon hij nog niet weten want dat boek verscheen pas enkele jaren later, in 1991.)
Wat De naam van de roos was voor IJsseling, die in 2015 overleed, was in zekere zin De zondvloed voor mij. Ja, ik koesterde in die tijd de ambitie om een roman te schrijven – maar wie doet dat niet, het is dus geen schande. Aan mijn ambitie kwam in elk geval een einde nadat ik in de zomer van 1988, op bijna 27-jarige leeftijd, de grote roman van Jeroen Brouwers had gelezen. Hier werd mij misschien voor het eerst duidelijk wat literatuur werkelijk vermag. Een roman is veel meer dan een verhaal, dan de hoogstpersoonlijke verwerking van een trauma, dan de presentatie van een personage dat een evolutie doormaakt. Een roman is – misschien eerst en vooral – een artefact, een weefsel van woorden, beelden, metaforen, inter- en intratextuele referenties… Een roman is minstens evenveel een vorm als een inhoud. Of juister: een roman bestaat uit het even harmonieuze als noodzakelijke samenspel van vorm en inhoud. Een roman is, zoals bij Brouwers’ Zondvloed zeker het geval is, altijd ook in grote mate een compositie. Partituur én uitvoering.
Die eerste keer las ik De zondvloed in een paperbackeditie met De grote golf van Hokusai op de cover. Dat exemplaar ging verloren – mede ook doordat ik vergat aan wie ik het had uitgeleend. (Ik houd nochtans een lijst bij met alle boeken die tijdelijk mijn bibliotheek verlaten, maar die keer vergat ik mijn uitlening te noteren, blijkbaar.) Omdat ik me niet kon voorstellen dat ik zonder Zondvloed verder door het leven moest, schafte ik mij dan maar een nieuw exemplaar aan, dit keer een pocketeditie met een veel minder fraaie coverillustratie. Ik gebruikte
deze uitgave voor de voorbereiding van de leesclubsessie die ik in september 2007 leidde – we kozen voor de eerste sessie na de zomer altijd een dik boek. Tijdens die voorbereiding maakte ik zoals steeds notities, die ik vervolgens driftig met kleurstiften te lijf ging om allerlei verbanden, herhalingen, kruisverwijzingen et cetera uit te lichten.
Ook dit pocketexemplaar leende ik uit, zij het nu wél na een zorgvuldige registratie, en wel aan mijn toenmalige schoonmoeder. Mijn verbijstering was groot toen ik mijn boek terugkreeg en zag dat zij er met inkt (!) notities in had aangebracht. Dat kostte haar een ferme veeg uit de pan, weliswaar met het respect een oude dame verschuldigd, maar toch kordaat. Zeker ook omdat de notities niet altijd voor toegevoegde waarde zorgden. Nu, nu mijn toenmalige schoonmoeder er al geruime tijd niet meer is, heeft de tijd deze notities getransformeerd tot een aandoenlijk spoor, de tastbare restant van een dierbare herinnering aan een mooie tijd. Ook zo werkt de herinnering.
Jeroen Brouwers, De zondvloed (1988)