dinsdag 19 april 2022

notitie 163

(220419)

 

HET LEVEN GAAT DOOR

 

Twee scènes uit de film A Family probeer ik vast te houden.

In het verhaal staat de jonge vrouw Ditte Rheinwald (Lene Maria Christensen) centraal. Zij is de favoriete dochter van Rikard (Jesper Christensen), een van de beste bakkers van het land. Hij gebruikt in het familiebedrijf waarover hij de leiding heeft achttien verschillende soorten deeg. Een van de geheimen van zijn succes is een bepaald soort deeg dat zijn grootvader vanuit Frankrijk naar Denemarken heeft gesmokkeld. Als dit het deeg is waarmee ze in Frankrijk baguettes maken, begrijp ik al beter het succes van Rikards bakkerij. Rikards gedoodverfde opvolgster is zijn lievelingsdochter Ditte. Maar Ditte is helemaal niet van plan in de voetsporen van haar vader te treden. Zij krijgt een aanbieding om in New York een kunstgalerie te leiden. Daar wil ze met haar vriend Peter (Pilou Asbæk) naartoe. Maar dan gebeuren er twee dingen. Ditte wordt zwanger en Rikard wordt ziek. Ditte vindt dat ze niet én naar New York kan én een kind krijgen. Samen met Peter besluit ze een abortus te ondergaan. Maar dan noopt de ernst van de ziekte van haar vader haar er ook toe om bij hem te blijven. Geen kind dus, maar ook geen New York. Toch minstens tot haar vader sterft. En misschien moet ze dan toch de bakkerij overnemen?

Regisseuse Pernille Fischer Christensen maakte met dit verhaal een ingetogen film waarin tussen enkele uitbarstingen van woede en onmacht bedachtzame dialogen en stiltes de bovenhand nemen. Vooral stiltes, eigenlijk. We worden opvallend vaak met de aarzelingen, met de twijfels van de personages geconfronteerd. Soms vloeit het leven en lijkt alles mooi uitgestippeld, maar soms zijn er hindernissen en weten we niet goed hoe we het grillige lot in onomkeerbare beslissingen moeten omzetten. Sommige wendingen van het lot vergen veel tijd. Zo voltrekt het sterven van Rikard zich erg langzaam. Ik denk niet dat ik ooit eerder in een film zo lang naast een sterfbed heb gezeten. We horen letterlijk de bakker zijn laatste adem uitblazen. We zien de mengeling van verdriet en opluchting bij de familieleden die naast het sterfbed op het onontkoombare hebben gewacht.

Met dat sterven heeft de tweede scène die ik wil vasthouden te maken. Maar eerst de eerste. Rikard ligt in het ziekenhuis aan zijn bed gekluisterd. Ferm tegen zijn zin want hij wil naar huis. Op zijn tafeltje ligt, op een schoteltje, een broodje. Een pistolet. Zichtbaar slecht gebakken en half verbrand. Met zijn pezige ouwemannenhand grijpt Rikard het ding vast en knijpt het stuk. We horen de droge korst verkruimelen. Zijn vingers breken door de korst zoals een voet door het ijs op een plas of een verdroogde korst van een koeienvla. In Rikards verkrampte gebaar zit alle woede om het eigen onvermogen, maar ook het verdriet om het teloorgaan van het bakkersambacht.

En dan de tweede scène. Eigenlijk gaat het om een tegenstelling tussen twee scènes, om het uitspelen van twee scènes tegen elkaar door middel van een vormovereenkomst. In de eerste zien we hoe Chrisser (Line Kruse), de andere dochter van Rikard, samen met een verpleegster de overledene het hemd aantrekt waarin hij zal worden begraven. Geen evidente klus. De verpleegster zegt telkens duidelijk voor wat Chrisser moet doen. De camera volgt deze omslachtige handeling van heel dichtbij. We zien fragmenten van de aflijvige. We zien de rimpels van de hand, de kreukels in de stof. Alles verloopt ingetogen en waardig. Onmiddellijk hierna volgt de slotscène van de film. Ditte en Peter staan tegenover elkaar. Naakt – maar dat wordt enkel gesuggereerd. We zien een troostende omhelzing, die overgaat in lust. Maar ook hier staat de camera heel dicht op de lijven en zien we slechts fragmenten. Het zorgende contact tussen de lijkbezorgers en het dode lichaam gaat over in het liefdevolle contact tussen twee geliefden. Het leven gaat door.

 

Pernille Fischer Christensen, A Family (2010)