vrijdag 2 januari 2015

op verhaal 2




Haas

Het gebeurt maar zelden dat ik mijn vader alleen zie. Mijn stiefmoeder is altijd in zijn buurt, zij wil maar niet van zijn zijde wijken. Het is welhaast onmogelijk dat vader en ik onderling iets bedisselen. Dat wij de kans krijgen om iets van de oude solidariteit, van toen moeder nog leefde, tot bijna vijfendertig jaar geleden, op te rakelen en op te poken tot een warme gloed. Dit tast onze verstandhouding niet aan, maar dat hij aan mama’s overwicht niet kan ontsnappen, maakt hem in mijn ogen wel week.

‘Mama’, zo noemen wij haar. Toch. Met een soort van mededogen, om haar niet elke keer opnieuw haar vreemdheid in te peperen. De eerste keren viel het ons moeilijk maar nu zijn we het gewoon.

Vandaag diende er zich dan toch een mogelijkheid aan. Papa had duidelijk op zijn kans gewacht. Er zijn in de loop van de jaren wel regelmatig contacten geweest, maar die zijn nooit meer dan vluchtig. Het zijn in hoge mate formele gelegenheden waarop papa’s tweede vrouw werkelijk geen seconde uit beeld verdwijnt. Nieuwjaarsdag is de enige dag van het jaar dat de samenhorigheid van het nieuwe gezin wordt bevestigd, en zelfs gevierd, met een gezamenlijke feestmaaltijd: vader, stiefmoeder en de enige zoon. Een halve wees. Ik dus. Dit is de enige keer in het jaar dat wij met ons drieën van aperitief tot en met de pousse-café gedurende meerdere uren samen zijn. En dan dient dat onbewaakte ogenblik zich onvermijdelijk aan.

De haas stond al een tijdje te pruttelen toen mama naar de bakker vertrok om de bestelde taart op te halen. Papa zag zijn kans schoon. Hij liep naar zijn hobbykamer en keerde snel terug. ‘Verstop dit snel in je auto,’ zei hij bijna fluisterend en hij stak mij een pakje toe. Een bruine envelop met een stevig gestrikt metselaarsdraad eromheen. Ik begreep dat er geen tijd was om vragen te stellen. Papa’s blik sprak boekdelen: dit hoefde ‘mama’ niet te weten. Maar toen hij de vraag in mijn ogen zag, zei hij snel: onze liefdescorrespondentie. Uitleg over op wie die ‘onze’ sloeg, was overbodig.

Een van papa’s weinige mamavrije activiteiten is de jacht. Dan gaat zij niet mee. De haas in de pot heeft papa niet zelf geschoten. Hij schiet namelijk niet. Hij drijft en raapt alleen maar, voor de veiligheid in een fluogeel hesje gestoken. Als de hoge heren met hun Mercedessen en Range Roovers van oordeel zijn dat er meer dan voldoende geschoten is, krijgt hij al eens een eend of een haas mee naar huis.

Mama heeft het beest voortreffelijk klaargemaakt. Geen kwaad woord daarover. Met mirtellen en veenbessen en kroketjes. Ik kluif met smaak het weinige vlees op dat niet uit zichzelf van de botjes is gevallen.

Dat kan ze, koken. Ze doet haar best. Maar waarom heeft ze nog altijd niet, na al die jaren, kunnen aanvaarden dat papa ooit iemand anders graag heeft gezien? Dat zij niet de eerste was? Hoe staat ze dan tegenover mij, ik die niet uit haar schoot ben voortgekomen? Doen ze het trouwens nog? Ik schuif die gedachte van me af. Papa en mama naderen de zeventig en ik weet dat vader met de grootste voorzichtigheid uiting geeft aan zijn appreciatie voor vrouwelijk schoon op de tv of in de krant. ‘Neen, dank je,’ wimpel ik mama’s aanbod af om nog een stuk te nemen. ‘De haas is heerlijk en uw saus voortreffelijk, maar ik heb meer dan genoeg. En er is nog taart.’

Papa is nog maar een jaar of twee met pensioen. De liefdesbrieven, die hij en mijn moeder meer dan veertig jaar geleden naar elkaar hebben geschreven, heeft hij al die tijd sinds hij ‘mama’ kent in zijn kastje op het werk bewaard. Maar nu heeft hij dat werk niet meer, en dus ook niet dat kastje. Thuis zijn de brieven niet veilig en dus moet ik ze meenemen.

We zijn een dag later nu. Ik heb met moeite de draad rond het pakket losgepeuterd en de envelop opengemaakt en heb één brief gelezen. Het handschrift van mijn moeder. Ik herinner me niet meer hoe haar stem heeft geklonken, zo jong was ik toen ze stierf. Ik las de woorden en herkende heel vaag iets van haar toon maar ik kon er de vinger niet op leggen. Was het haar timbre, haar grammatica, haar dialect? De woorden van liefde en eeuwige trouw klonken nog zoeter dan de wildsaus die mijn stiefmoeder gisteren opdiende. Maar ze klonken oprecht. Ik besefte dat ik niet verder mocht lezen. Ik heb het al verstervende briefpapier weer opgevouwen en in zijn enveloppe gestoken. Een nog jonge Boudewijn op de postzegel. Envelop terug bij de andere in de grotere, bruine omslag. Pak koordloos in de kast. Ik besefte dat ik die brieven pas kan lezen als mijn vader… En mijn stiefmoeder hem bijgevolg niet meer zo op de huid zal kunnen zitten…

Op de jacht, zo had hij nog verteld toen we aan de haas zaten, komt het op wachten aan. Wie ongeduldig is, verraadt zijn aanwezigheid en dan kom je van een kale reis terug.