maandag 29 juli 2013

wolken 694-701



wolkenfragmenten uit Julian Barnes, Hoogteverschillen

694
Een andere liefhebber, Victor Hugo, zei dat de ballon als een prachtige, voortdrijvende wolk was (…) (18)

695
Ze ontdekt dat er boven de wolken ‘geen stilte heerst, maar de schaduw van stilte’. (21)

696
Zijn foto’s tonen haar in weelderige kleuren, met een donsachtig wolkendek, rondwervelende stormstelsels, diepblauwe zeeën en roestkleurige continenten. (35)

697
We zaten boven de wolken en we vermoedden dat we over de monding van de Theems vlogen. De zon stond pal boven ons en het was, zoals de kapitein terecht opmerkte, verdraaid warm. Dus trok ik mijn jas uit, hing die aan punt van het anker, en antwoordde dat het feit dat we boven de wolken zaten in elk geval één troost bood. (53)

698
‘(…) Onder ons bevond zich een brede vlakte van donzige wolken die ons het zicht op het land of de riviermonding beneden ons benam, en toen zagen we een verbazingwekkend schouwspel. De zon’ – hij stak een hand in de lucht om de stand aan te duiden – ‘wierp de schaduw van onze ballon op die weidse wolkenvlakte. (…)’ (54)

699
Ze hingen boven de wolken, onder de zon, en Burnaby had zich zojuist verstout om zijn jas uit te trekken en zelfgenoegzaam in hemdsmouwen te gaan zitten. Een van de drie nam het fenomeen eerst waar en maakte de anderen erop opmerkzaam. De zon wierp op de donzige wolkenbank onder hen het beeld van hun vaartuig: de gaszak, de mand en, scherp omlijnd, de silhouetten van de drie aeronauten. Burnaby vergeleek het met een ‘gigantische foto’. En zo is het ook met ons leven: zo scherp, zo zeker, tot om de een of andere reden de ballon beweegt, de wolk optrekt, de stand van de zon verandert, het beeld voor altijd verdwenen is, alleen nog beschikbaar voor de herinnering, verworden tot een anekdote. (119-120)

700
En dan, iets verder, tekent zich weer een andere vraag scherp op die wolk af (…) (126)

701
We hebben de wolken om te beginnen al niet laten ontstaan, en we hebben ook niet de macht om ze te verdrijven. (127)