zondag 5 mei 2013

geen verloren tijd 55


I:465-473

En dan gaat het over Mme Swann: Norpois zegt de avond tevoren bij haar te hebben gedineerd. Er waren nog andere getrouwde, maar niet door hun echtgenotes vergezelde, mannen, meldt hij subtiel maar zwaar ironisch. En er waren ook vrouwen. Maar ja, echt gewone vrouwen waren dat toch ook niet bepaald.

Proust wijst hier uitdrukkelijk op de dubbelheid die in deze kringen vele boodschappen kenmerkt, een dubbelheid die niet de verhulling tot doel heeft maar integendeel de versterking van datgene wat in een ‘normale’ context onuitgesproken zou moeten blijven: de markies spreekt avec une finesse voilée de bonhomie et en jetant autour de lui des regards dont la douceur et la discrétion faisaient mine de tempérer et exagéraient habilement la malice (465:28-31).

De markies de Norpois vertelt over de Swanns, hoe ze toch erg snobistisch uitpakken met alle uitnodigingen die ze krijgen. ‘Nous n’avons pas un soir de libre’, zou Swann hebben gezegd, comme si ç’avait été un gloire, et en véritable parvenu (465:43-466:2). Het is duidelijk: Swann doet er alles aan om het statusverlies – Il doit pourtant se trouver dépaysé; évidemment ce n’est plus le même monde. (466:37-38) – dat hij zich door zijn huwelijk met Odette op de hals heeft gehaald, ongedaan te maken door te proberen bij iedereen op een goed blaadje te staan. En hij is blijkbaar bereid om te rekruteren in een laag onder deze waarin hij vóór zijn huwelijk met Odette een plaats innam. Zij heeft het hem nochtans niet gemakkelijk gemaakt: voor hun huwelijk aarzelde zij niet hem te beletten hun dochter te zien. Uiteindelijk bereikte ze haar doel en stemde hij, die nochtans een … (vous savez le mot de Molière) (467:10) is, in met een huwelijk. Iedereen dacht dat het hek dan pas goed van de dam zou zijn, maar het omgekeerde was waar: Odette, nu Mme Swann, begon zich nu ineens poeslief te gedragen – in die mate dat Swann zelfs overal begon te verkondigen dat Odette een voorbeeldige echtgenote was: elle paraît devenue d’une douceur d’ange (467:22-23). Nog wat wispelturig, dat wel, maar zeker niet wispelturiger dan Swann zelf.

Velen verbazen zich over het huwelijk van Swann met Odette, maar dat komt omdat zij zich een verkeerde voorstelling van de liefde maken. Ze begrijpen niets van het caractère purement subjectif du phénomène qu’est l’amour (468:22-23). Wie liefheeft, creëert een fictief personage, dat dezelfde naam als de geliefde draagt maar dat van die persoon te onderscheiden valt en dat eigenlijk grotendeels bestaat uit elementen die de liefhebber uit zichzelf betrekt: liefde is een in hoge mate narcistische projectie. In die zin is het nog verwonderlijk dat Odette zoveel van Swann blijkt te weten: ze kent de titels van zijn geschriften en le nom de Ver Meer lui était aussi familier que celui de son couturier (468:33-35). Toch weet Odette meer van Swanns karakter dan van zijn geschriften, en ze wenste dat in die geschriften meer van dat karakter zou kunnen teruggevonden worden. Dat zou het succes kunnen verhogen dat Swann met die geschriften zou behalen, en dat zou haar dan weer de gelegenheid kunnen bieden om een salon te houden – hetgeen haar vurigste wens is.

Twintig  jaar geleden zou Swann zelf aanstoot hebben genomen aan het huwelijk dat hij nu met de cocotte Odette heeft gesloten. Toen koesterde hij nog de hoop op un éclatant mariage qui eût achevé, en consolidant sa situation, de faire de lui un des hommes les plus en vue de Paris (469:28-30). Dat zou volkomen conventioneel zijn geweest. Maar zijn de huwelijken die tegen de conventie ingaan niet moreel hoogstaander? Het moet wel echt liefde zijn, als je alle maatschappelijke voordelen ervoor veil hebt? En zo is het met Swann gegaan. Door buiten zijn stand te trouwen, is hij un de ces croisements d’espèces comme en pratiquent les mendelistes ou comme en raconte la mythologie (470:15-17) aangegaan – de achterliggende idee die deze verwijzing naar Mendel stuurt, is dat sociale klassen evenveel van elkaar verschillen als soorten in het dierenrijk.

Er is één persoon wier oordeel Swann belangrijk vindt: de Duchesse de Guermantes, die vóór de dood van haar schoonvader Princesse des Laumes was. Maar – en hier loopt Proust vooruit op de gebeurtenissen – hij zal het bij leven niet meer meemaken samen met Odette en Gilberte door de Duchesse de Guermantes te worden ontvangen. Wat erg is – maar misschien zou het minder erg zijn als hij zou weten dat diezelfde Duchesse de Guermantes na Swanns dood een nauwe relatie met Odette en Gilberte zal onderhouden. Het is vaak zo dat we iets te hard verlangen, zodat het zich niet kan verwezenlijken, of dan toch pas als het verlangen, door de dood, is weggevallen – wat dan aanleiding geeft tot un bonheur après décès (471:23-24).

Marcel, die vreest dat het gesprek over Swann stilaan afgerond wordt, vraagt naar de vriendschap tussen Swann en de Comte de Paris. Is hun vriendschap nog mogelijk, nu Swann met Odette getrouwd is? De markies geeft er geen duidelijk antwoord op. De indruk die Odette maakte op de Comte de Paris, naar aanleiding van een toevallige ontmoeting dans une petite gare de chemins de fer d’un des pays de l’Europe Centrale (471:42-472:1) (dichter bij Parijs zou onwelvoeglijk zijn geweest), was zeker niet negatief. En, vraagt Marcels moeder par politesse et par curiosité (472:22-23), wat was uw indruk van Mme Swann? Norpois laat er geen twijfel over bestaan, die indruk was (t)out à fait excellente! (472:26)