vrijdag 24 mei 2013

geen verloren tijd 65


I:564-575

Proust focust nu op Gilberte, die, tegen haar vader aangeleund, het gesprek volgt. Zij is fysiek een mix van twee uiterlijk erg verschillende mensen. Het leek erop of la nature semblait avoir eu, quand Gilberte avait été créée, à résoudre le problème de refaire peu à peu Mme Swann, en n’ayant à sa disposition comme matière que la peau de M. Swann (564:26-29). Ook het karakter is een onvolmaakte blend: het is alsof in Gilberte één van twee onafscheidelijke goede eigenschappen van de ene ouder zijn gekoppeld aan een slechte eigenschap van de andere ouder. Of stel het anders: in één en dezelfde Gilberte (fysieke verschijning) schuilen twee Gilbertes van andere makelij die om voorrang strijden en die onderling zo sterk van elkaar verschillen dat je bij de – schijnbaar willekeurige – overgang van  de ene naar de andere het gevoel kunt krijgen tegenover een totaal andere persoon te staan. Enkele bladzijden verder – in een wat verloren geplaatste alinea – vraagt Marcel/Proust zich dan ook af si le caractère de Gilberte n’était pas autre que ce que j’avais cru en of er onder allerlei positieve eigenschappen niet ook des désirs très passionnés (569:16-19) schuilgingen die zij uit eigenliefde verborgen hield en die slechts naar boven kwamen wanneer zij haar controle erover liet verslappen.

Gilberte lijkt van haar moeder vooral de negatieve, van haar vader vooral de positieve eigenschappen te hebben geërfd. En met hem lijkt ze ook het best overeen te komen – de toon waarop hij ‘Tu es une bonne fille’ (567:6-7) prevelt, lijkt te wijzen op een inquiétude que nous inspire pour l’avenir la tendresse trop passionnée d’un être destiné à nous survivre (567:7-9).

Charles Swann mengt zich nu weer – schijnbaar om de ongemakkelijkheid in verband met zijn wel zeer intieme omgang met Gilberte wat te ontvluchten – in het gesprek over Berma. Hij zegt dat Berma in een bepaalde repliek wel zeer trefzeker een juiste toon heeft getroffen. Marcel kan dat niet ontkennen, maar het bewijst volgens hem niet de grootheid van Berma omdat die juiste toon iets te objectiefs had, iets dat buiten Berma en haar kwaliteiten als actrice onafhankelijk bestond. Marcel krijgt complimenten van de Swanns, die iets mondainere gesprekken gewoon zijn, omwille van de kwaliteit van zijn conversatie: ‘Il me semble que nous parlons bien d’art, ajouta-t-il. – C’est très bien, j’aime beaucoup ça’, dit Mme Swann en me jetant un regard reconnaissant, par bonté et aussi parce qu’elle avait gardé ses anciennes aspirations vers une conversation plus intellectuelle. (567:35-40)

Bergotte start nu een gesprekje met Gilberte. Ondertussen evalueert Marcel het zijne. Hij stelt vast dat hij heel vrijuit met de door hem bewonderde schrijver heeft gesproken – maar dat heeft ongetwijfeld te maken met het feit dat hij eigenlijk al vele jaren met hem ‘in gesprek’ is, eenvoudig door zijn boeken te lezen: il m’intimidait moins qu’une personne avec qui j’aurais causé pour la première fois (568:4-5). Toch is hij niet overtuigd – en hij beseft dat dit wellicht ten onrechte is – wanneer Gilberte hem, na haar gesprekje met de schrijver, toefluistert dat haar grand ami Bergotte (…) a dit à maman qu’il vous avait trouvé extrêmement intelligent (569:10-11). Maar ja, la bienveillance des hauts esprits a pour corollaire l’incompréhension et l’hostilité des médiocres (568:43-569:1).

Eindelijk vertrekt het gezelschap voor de uitstap. Marcel zit in het rijtuig bij Bergotte, die naar zijn gezondheid informeert. Een zwakke gezondheid, helaas, maar toch ook weer niet zo helaas want je vois bien que vous devez avoir les plaisirs de l’intelligence et c’est probablement ce qui compte surtout pour vous (569:27-29). Wat een misvatting! Marcel zoekt helemaal niet de geneugten van de geest: je sentais combien ce que je désirais dans la vie était purement matériel (569:35-36). Het opsnuiven van een weeë geur in een Parijs urinoir, waardoor hij wordt teruggevoerd naar Combray, schat hij veel hoger in dan eender welk intellectueel genot. Bergotte lijkt Marcel niet te willen geloven. Maar Marcel voelt zich toch gesterkt. Waar de markies de Norpois hem zijn zelfvertrouwen had ontnomen, lijkt Bergotte te bevestigen dat hij zich nu net over mes doutes, mon dégoût de moi-même (570:16-17) geen zorgen hoeft te maken.

Bergotte raadt Marcel af zich nog langer door dokter Cottard te laten verzorgen. Bijzondere mensen hebben bijzondere dokters nodig! Marcel is niet overtuigd. Je doutais beaucoup que les gens intelligents eussent besoin d’une autre hygiène que les imbéciles (571:20-22). Bergotte gaat nu de roddeltoer op en zegt dat Swann aan medische begeleiding toe is omdat hij zo afziet van de fratsen van Odette. Marcel verbaast zich ten zeerste over dit geroddel, zeker van iemand die zich uitput in vriendelijkheden als hij tegenover de Swanns staat. Hij moet eens te meer vaststellen dat hij in een andere wereld is beland: Rien, moins que notre société de Combray, ne ressemblait au monde (571:41-42). Bergotte vraagt Marcel niet verder te vertellen wat hij nu heeft gehoord en Marcel zou, mocht hij het zinnetje waarvan hij zich later in dergelijke situaties zal bedienen al kennen, het nu zeker ook gebruiken: ‘Je ne répète jamais rien.’ C’est la phrase rituelle des gens du monde, par laquelle chaque fois le médisant est faussement rassuré. (572:4-6) Faussement: het geroddel zet zit natuurlijk eindeloos door.

Marcel ervaart het als een groot geschenk van M. Swann, dat hij hem onmiddellijk bij Bergotte heeft geïntroduceerd – iets waarvoor anderen jaren lang moeten intrigeren. Hij meent daarin een manoeuver van Swann te zien, omdat Marcels ouders ooit een uitnodiging van hem om bij Bergotte te gaan eten hadden afgeslagen. Dat heeft natuurlijk alles te maken met de weinig gunstige reputatie die Bergotte, omwille van zijn levenswandel, bij Marcels ouders geniet. Ze stonden al niet zo gunstig tegenover zijn bezoekjes aan de Swanns, en nu dit! Bovendien verraadt Marcel dat Bergotte niets moest hebben van de markies de Norpois. Het doet Marcels vader besluiten: je suis désolé de te voir tombé dans un milieu qui va achever de te détraquer (573:20-22; ‘het hoofd op hol brengen’). Marcel overweegt nu dat hij maar beter niet kan zeggen dat Bergotte zo hoog oploopt met zijn intelligentie, maar hij zegt het – ook al nam hij zich voor het niet te doen – toch. Het effect hiervan verbaast hem ten zeerste: zijn ouders glunderen van trots en zijn wel degelijk blij met Bergottes compliment. Van de weeromstuit hemelen ze nu Bergotte op, minimaliseren ze zijn existence peu honorable dont a parlé à mots couverts le père Norpois (574:29-30), ja, ze beginnen zelfs de markies, die ze net nog ophemelden, naar beneden te halen: il n’est pas toujours très bienveillant, surtout pour les gens qui ne sont pas de son bord (574:37-39).

Nog voor ze van het compliment van Bergotte had gehoord, had Marcels moeder aan Marcel gevraagd om ook eens Gilberte op de thee uit te nodigen. Maar dit plan gaat niet door: Marcel vreest dat Gilberte de chocolade, die zijn moeder naast de thee aanbiedt, als te burgerlijk zal ervaren, en bovendien is er een onoplosbaar probleem van protocollaire aard: Mme Swann informeert bij Marcel altijd naar zijn moeder, maar hij weet dat zijn moeder bij Gilberte nooit naar Mme Swann zal informeren. Dus gaat het plan om Gilberte op de thee uit te nodigen niet door.

Deze passage wordt op luchtige wijze afgesloten: Marcel vindt in zijn jas de envelop die hem bij het binnenkomen van het salon van de Swanns door de hofmeester was overhandigd (547), die hij toen ongeopend, met de air van een habitué, had weggestoken en die hij inmiddels vergeten had: in de envelop steekt une carte sur laquelle on m’indiquait la dame à qui je devais offrir le bras pour aller à table (575:31-33).