ACHTSTE DAG 6-10
VIII – 6.
Bruno en Buffalmacco stelen, daarbij geholpen door meneer pastoor, het pas geslachte varken van Calandrino. Zij maken hem wijs dat hij kan te weten komen wie de dief is door middel van een test. De mogelijke daders moeten een gembersnoepje proeven, en wie daarvan een bittere smaak in de mond krijgt, is de schuldige. De twee B’s geven Calandrino ongemerkt een bitter snoepje. De test wijst Calandrino bijgevolg aan als de dief van zijn eigen varken. Alsof dat nog niet erg genoeg is, wordt de arme man door het dievenduo nog eens gechanteerd: de twee dreigen aan Calandrino’s echtgenote te verklappen dat hij er een vriendinnetje op nahoudt. En zo is Calandrino niet alleen een zwijn kwijt maar ook de vier kapoenen die hij de twee schurken als zwijggeld dient te betalen. Ook al heeft hij helemaal niet zijn eigen varken aan zichzelf ontstolen, en al is hij in het geheel geen schuinsmarcheerder.
VIII – 7.
De jonge Florentijnse edelvrouw Elena, een weduwe, heeft een affaire met een jongeman. Om haar marktwaarde in diens ogen nog te verhogen, verleidt ze de al wat oudere filosoof Rinieri. Met de hulp van haar meid laat ze de filosoof in de kou wachten op een afgesloten ondergesneeuwde binnenplaats, ten einde haar minnaar, in wiens armen ze ondertussen ligt te rollebollen, duidelijk te maken dat zijn jaloezie onterecht is. Om zijn wraakgevoelens te koelen, doet de filosoof alsof zijn liefdesvuur voor Elena, ondanks de vrieskou, nog altijd brandt. Hij krijgt een kans wanneer de minnaar van Elena haar laat staan voor een ander en zij een beroep doet op Rinieri’s kennis van zwarte magie om te proberen de jongeman weer voor zich te winnen. Rinieri bezorgt haar een koekje van eigen deeg: een koude nacht in een afgesloten buitenruimte. Maar die wraak volstaat voor hem niet. Haar smeekbeden vermogen niet hem te vermurwen. Hij laat haar na de koude nacht een hele dag roosteren onder de verzengende zon.
VIII – 8.
Zeppa di Mino ziet zijn echtgenote het bed induiken met zijn goede vriend Spinelloccio Tavena. Hij besluit zijn wraakzucht op zachtzinnigere wijze te koelen dan de gekrenkte filosoof uit VIII-8 en betrekt zijn vrouw bij het plan dat hij uitdenkt, te weten: met de vrouw van Spinelloccio de liefde bedrijven op de kist waarin zijn eigen vrouw hem, Spinelloccio dus, heeft opgesloten. De uitkomst van deze zoete wraak is een voor alle partijen, bedriegers en bedrogenen, genoeglijke ménage à quatre.
VIII – 9.
Dokter Simone da Villa is dwazer dan zijn titel doet vermoeden. Hij is geïnteresseerd in de levenswandel van de kunstschilders Bruno en Buffalmacco, die we al kennen van hun strapatsen in VIII-6. De twee B’s lijken de dokter boven hun stand te leven. Dat zit Bruno hoog en hij zet Simone met een schertsverhaal op het verkeerde been. Hij maakt hem wijs dat hij samen met Buffalmacco lid is van een geheimzinnig genootschap van magiërs. Uiteraard zou Simone daar maar wat graag lid van worden! Met al zijn opschepperij en ijdeltuiterij, die zijn kandidatuur kracht moeten bijzetten, brengt hij beide kunstschilders op het idee om de domme dokter eens een flinke poets te bakken.
VIII – 10.
De Florentijn Salabaetto komt in Palermo aan met een vracht lakenrollen. Madonna Jancofiore, een vrouw van lichte zeden die gespecialiseerd is in het afpersen van zakenlui, ontfutselt hem met inzet van al haar voorgewende charmes, wulpsheid en vrijgevigheid deze kostbare vracht. Zodra ze hem met een smoes zijn geld in de vorm van een lening heeft afgetroggeld, zonder daarvoor een betaalbewijs in ruil te geven, blijkt ze opeens veel minder gul. Het dringt tot Salabaetto door dat hij is afgezet. Omdat hij bij zijn schuldeisers niet meer de verschuldigde bedragen kan inlossen, vaart hij niet naar Pisa terug, maar trekt naar Napels, waar hij te rade gaat bij zijn vriend Canigiano. Hij vertrekt met een nieuwe lading naar Palermo. Jancofiore veronderstelt dat ze nog meer kan binnenrijven dan de vorige keer en ze betaalt, terwijl ze hem nieuwe gunsten voorspiegelt, aan Salabaetto het geleende bedrag terug. Maar de Florentijn is uit op wraak. Hij slaagt erin om de bedriegster zijn nieuwe lading te laten kopen. Die blijkt echter uit niets anders dan water en vlasafval te bestaan. Wanneer Jancofiore dat merkt, heeft Salabaetto allang de plaat gepoetst richting Ferrara.
Giovanni Boccaccio, Decamerone (ca. 1352), vertaling Frans Denissen (2003)