ACHTSTE DAG 1-5
VIII – 1.
De Duitse huursoldaat Wolfhart wordt in Milaan verliefd op madonna Ambrogia, de echtgenote van zijn goede vriend de rijke koopman Gasparrolo Cagastraccio. Ambrogia wil Wolfhart wel ter wille zijn, maar dan moet hij het geheim bewaren en haar ook een aanzienlijke som geld overhandigen. Wolfhart stemt in met beide voorwaarden en leent het gevraagde bedrag bij zijn vriend. Met een list slaagt hij erin om gratis van Ambrogia’s liefdesdiensten gebruik te maken.
VIII – 2.
De pastoor van Varlungo heeft zijn oog laten vallen op Belcolore. Wanneer haar echtgenoot naar de stad moet, grijpt de priester zijn kans. De door haar gevraagde geldsom in ruil voor seksueel vertier kan hij haar niet geven, dus bezorgt hij haar zijn soutane als onderpand. Op slinkse wijze weet hij deze te recupereren, zonder evenwel daarvoor de gevraagde som op te hoesten.
VIII – 3.
De niet erg snuggere schilder Calandrino wordt in het ootje genomen door Maso del Saggio, die hem wijsmaakt dat hij weet heeft van een steen met toverkracht. Deze zogenaamde heliotroop zou de eigenschap hebben zijn drager onzichtbaar te maken. Calandrino brengt zijn – slimmere – vrienden Bruno en Buffalmacco hiervan op de hoogte. De drie gaan de eerstvolgende zondagochtend in de bedding van de Mugnone een heliotroop zoeken. Daar doen de twee slimme vrienden Calandrino geloven dat de steen die hij heeft opgeraapt een heliotroop is en dat hij dus onzichtbaar is! Wanneer Calandrino thuiskomt, blijkt dat zijn vrouw Tessa hem wel degelijk ziet en bovendien boos is omdat hij te laat is voor het middagmaal dat zij met veel toewijding heeft klaargemaakt. Uit frustratie rost Calandrino zijn vrouw af.
VIII – 4.
De proost van de dom van Fiesole wordt verliefd op de veel jongere weduwe madonna Piccarda. Wanneer het haar daagt dat haar nochtans duidelijke afwijzing de proost niet doet afzien van zijn snode verlangens, roept zij de hulp van haar twee broers in. En van haar afzichtelijke meid Benvenuta, die zij opdraagt om in haar, Piccarda’s, bed te vrijen met de proost, die zij vooraf heeft wijsgemaakt dat hij daar het voorwerp van zijn begeerte zal aantreffen. De twee broers loodsen de bisschop tot bij het bed om daar de proost, druk doende met de lelijke Benvenuta (die door iedereen Malvenuta wordt genoemd omdat ze zo lelijk is), op heterdaad door zijn overste te laten betrappen.
VIII – 5.
Te Firenze komen vaak magistraten uit de Marken recht spreken. Zij genieten daar een kwalijke reputatie. Een van hen is meester Niccola van Sant’ Elpidio. Maso del Saggio besluit deze slonzige Markonees een poets te bakken en mobiliseert daartoe zijn vrienden Ribi en Matteuzzo. Terwijl Maso en Ribi de rechter afleiden met een smoes, trekt Matteuzzo hem de broek af, zodat de goedgevulde rechtszaal ‘s rechters naaktheid kan aanschouwen. De daders-lolbroeken poetsen de plaat.
Giovanni Boccaccio, Decamerone (ca. 1352), vertaling Frans Denissen (2003)