De immobiliënsector ruikt opportuniteiten. De sloopkranen rukken aan, als prehistorische
monsters knagen ze aan gebouwen vol geschiedenissen van mensen die verdwijnen,
al verdwenen zijn. We zien het volkse Parijs zoals het was vóór de sloop van
oude woonblokken, vóór de parkeerreglementeringen, vóór de veralgemeende digitalisering
en de totalitaire putsch van smartphone en laptop, vóór het rookverbod in de
cafés – en je kunt ervan zeggen wat je wilt, dat het vuiler was en ongezonder,
maar Klapisch toont wel hoe samen met de sanering en economisering tot in de
fijnste naden van het weefsel ook de gezelligheid en de solidariteit verdwijnen
en inmiddels zijn verdwenen. Interessante buren, ook al bleven ze te lang
onopgemerkt in de anonimiteit van de grootstad (met al zijn tegenstellingen:
jong-oud, man-vrouw, homoseksueel-heteroseksueel, autochtoon-allochtoon of,
zoals je dat nu moet zeggen, met een migratieachtergrond), pakken hun boeltje
en verdwijnen. Uit het oog, uit het hart? Dat valt te vrezen, in het beste
geval nog te bezien.
Of de kat wordt teruggevonden, ik ga het niet spoilen.
Maar daarover gaat het dus niet. Chacun
cherche… is zeker geen meesterwerk, maar wel een sympathieke en zinvolle film,
een kleine bloem in een grootstedelijke woestenij waarin de genoemde
tegenstellingen niet per se onoverbrugbaar hoeven te zijn.