donderdag 28 januari 2010

mijn woordenboek 243

AGRESSIVITEIT

Te veel is niet goed genoeg, een teveel is nooit goed. Te weinig ook niet, een tekort is nooit goed. Het teveel en het tekort leiden tot conflicten, en beide samen al helemaal.

Agressiviteit is een gevolg van frustratie, wordt gezegd. Maar frustratie, dat wijst op een tekort, op een ontzegd worden van iets, leidt op zichzelf nog niet tot geweld. Want dan zouden we daar allemaal te veel mee bezig zijn, met geweld. Agressiviteit zie je vooral opduiken als er te veel mensen op een te kleine ruimte samen zijn. Dan gaat het behalve om wat ze te weinig hebben, ook om een tekort aan ruimte en lucht. Dan krijg je wat je krijgt als je te veel ratten in een te kleine doos propt. Je mag er nog een tredmolentje in plaatsen, het zal niet veel helpen: het duurt niet lang of ze vallen elkaar aan, bijten elkaar in de oren of de staart, vreten elkaar op.

Je ziet het in overvolle treinen, in te lange wachtrijen, in voetbalstadions. Bij de koopjesbakken tijdens de solden. Het is een gevolg van angst, benepenheid, ademnood. Geldingsgedrag, hebzucht. Haantjesgedrag.

Agressiviteit hoeft zich niet op een fysieke manier te uiten. Het kan natuurlijk ook verbaal. Terwijl strikt genomen ook binnenvetterij agressiviteit is – een tegen zichzelf gekeerde vorm. En ook bekrompenheid, intolerantie, onvriendelijkheid zijn vormen van agressiviteit. Angst, onvriendelijkheid en agressiviteit zetten, spijtig genoeg, steeds meer de toon in onze samenleving. Omdat we met te veel zijn. En te weinig tijd hebben. En mateloos zijn in wat we allemaal willen: te veel om op deze te beperkte ruimte op te sommen.

Te veel, te kort: precaire evenwichten raken verstoord. En daar komen brokken van. Te veel brokken, inderdaad.