woensdag 13 december 2006

Schrijversduo

Voor minder dan de aanslag op de Twin Towers en het bombardement op Dresden, kunstig via een familieverwantschap en wat geëmigreer met elkaar verbonden, lijkt de nog geen dertig jaar oude bestsellerauteur Jonathan Safran Foer al niet meer in zijn pen te kruipen, zo blijkt uit Extreem luid en ongelooflijk dichtbij. In Alles is verlicht liet hij al de Amerikaanse nazaat van een Oekraïense vluchteling op zoek gaat naar zijn door de holocaust weggevaagde, zich enkele eeuwen diep in het verleden borende roots. Trans-Atlantische moves, een spagaat in de tijd van heb ik je daar, zeer gewichtige morele kwesties die La vita è bella-gewijs met een lach en een traan worden weggepinkt, typografische spitsvondigheden, een intrige voor denksportkampioenen, een constructie met interne links waar, gesteld dat een telefooncentrale het zou kunnen, een telefooncentrale van aan het blozen zou slaan: dat zijn zo ongeveer de ingrediënten van Foers beide romans. En dan zijn er nog de ongebreidelde maar zeer keurig beteugelde fantasie, de overgeregisseerde manipulatie van des lezers gevoeligheid en inlevingsvermogen, het modieuze gegoochel met postmoderne items als catalogi, namenregisters, alfabetisch geordende trivia en austeriaanse stadsplattegronden, retorische tics die aanvankelijk wérken maar op den duur tégenwerken, thrillertechnieken zoals het dwaalspoor, enzovoort.

Om maar te zeggen dat ik niet van plan ben om te jubelen over de tweede roman van deze wonderboy uit New York, dat trouwens alweer een wereldwijd succes blijkt te zijn. Het is me allemaal iets té goed geschreven, té spits, té vernuftig. Té vrijblijvend ook. En ik verdraag niet dat zeer delicate morele-grenskwesties voor entertainmentdoeleinden worden ingezet. Het wordt op den duur zo’n maakwerk, dat het mij koud laat – en dat kan toch niet de bedoeling zijn geweest. Toen ik bij de laatste twintig bladzijden aanbelandde, was ik de draad kwijt, en eigenlijk interesseerde het me al niet meer waar het om draaide.

Ik werd onder meer door een zijdelingse kwestie afgeleid. JSF is de echtgenoot van de al even succesrijke Nicole Krauss, wier De geschiedenis van de liefde ik het hier een week of twee geleden wel nog met enig enthousiasme vernoemde. In een interview toont Krauss zich gepikeerd wanneer haar wordt gevraagd naar de onmiskenbare verwantschap tussen haar boek en dat van haar echtgenote. Nu ik Extreem luid en ongelooflijk dichtbij heb gelezen, begrijp ik waarom. De gelijkenissen tussen beide romans – in de opzet, de thematiek, de structuur, de ‘vernieuwing’, de details – springen zo in het oog dat het niet mooi meer is om te doen alsof deze gelijkenissen er niet zijn. Op een gegeven ogenblik kreeg ik zelfs de indruk dat hier een schrijversduo aan het werk is, dat de ene keer met JSF signeert, en de andere keer met NK. Daar is op zich niets op tegen, maar het expliciet ontkennen van deze samenwerking is sneu.