Een duizelingwekkend spiegelpaleis, een viersterrendenksportpuzzel voor gevorderden, een vrijblijvende Spielerei voor intellectuelen die niets beters te doen hebben, een frivool postmodern sprookje, een modieus en tot niets verplichtend schrijfschoolproduct.
Ja, met al die projectielen zou je De geschiedenis van de liefde van Nicole Krauss kunnen afschieten. Tenzij je de moeite neemt om het boek twee of drie keer na elkaar te lezen.
Waarop de aanklager, zeer verdedigbaar, stelt: het moet maar van den eerste keer duidelijk zijn.
Voor de vereiste dat een boek meteen na een eerste lezing al zijn geheimen moet prijsgeven, valt in onze gehaaste tijd waarin zoooveeeel boeken verschijnen zeker iets te zeggen. Maar onmiddellijke transparantie is een irrelevant criterium. Waarom zou een boek per se meteen al zijn geheimen moeten prijsgeven? Een roman kan voor mij evengoed een cirkel zijn als een lijn. Waarbij je bepaalde elementen uit de eerste bladzijden of hoofdstukken pas kan begrijpen als je eerst al eens het eindpunt bent gepasseerd. Een muziekstuk of film doorgrond je toch ook niet in één keer?
De geschiedenis van de liefde is een ingenieuze constructie. Topzwaar en vederlicht tegelijk. Het gaat ergens over, er staan wondermooie passages in, Krauss springt creatief om met de verschillende taalregisters die ze virtuoos bespeelt. En ze maakt het advies dat ze de lezer meegeeft volledig waar:
‘Anders dan haar man was Rosa Litvinoff geen schrijver en toch wordt de inleiding gestuurd door een natuurlijke intelligentie en overal bijna intuïtief beschaduwd met pauzes, suggesties en ellipsen waarvan het algehele effect een soort van halflicht is waarop de lezer zijn of haar eigen verbeelding kan projecteren.’ (p. 80)