fragment uit Het maaiveld
Hoofdstuk 4
De straat
(…) vertel wat er nu gebeurt in je hart dat vervuld werd van heimwee naar zichzelf toen het klein was.
David Grossman, Jij bent mijn mes, 55
Niet alleen mijn broeken begonnen te knellen, ook het huis werd te krap. Ik verliet het steeds vaker. Waarom ik dat deed, ik stond er niet bij stil. Pas later zou ik beseffen dat ik het ontvluchtte omwille van de stiltes en kiltes die er heersten.
Reeds als erg jong kind speelde ik vaak op straat – dat kon toen nog in alle veiligheid. Ik struinde en fietste nogal wat rond in die tijd. Om toelating hoefde ik niet te vragen. Maar soms keerde ik te laat terug naar huis. Ik was weer eens ‘weggelopen’ en dan moest broer of zus mij ‘zoeken’. Na te zijn teruggevonden en uitgeleverd werd ik gestraft.
‘Weglopen’ was niet mijn enige misdrijf, en niet al mijn misdrijven werden opgemerkt. Ik stal sigaretten uit het kistje van mijn vader of geld uit de portemonnee van moeder om sigaretten te kopen, en ging ze ergens in het bos oproken. Ik bracht veel tijd door met plannen smeden aan de met water volgelopen bouwput achter het huis. Ik verkende een wereld die ruimer was dan de imitatiewereld waarin ik mijn autootjes liet rijden of dan de fictie van stripverhalen en vroege lectuur.
Enkele van mijn exploten zijn gestold in anekdotes.