dinsdag 18 januari 2022

notitie 89

NIETS

 

Op 29 december was ik in Parijs. Niet voor lang, maar toch ook weer niet zomaar op doorreis. Mijn trein kwam om half één aan in het station Saint-Lazare, en pas om half zeven ’s avonds vertrok vanuit het Gare du Nord de OUI-hogesnelheidstrein naar Brussel-Zuid. Ik had dus zes uur om de twee kilometer van het ene station naar het andere te overbruggen. Ik moest uiteraard ook niet alleen die twee kilometer, maar ook die zes uur overbruggen.

In een stad als Parijs is dat geen straf.

De vraag is: wat doe je met zes uur? Ik wilde twee dingen doen. Ten eerste moest ik mij zien te bevrijden van mijn bagage. Dat kon ik het best in een kluis in het Noordstation. Ik nam dus de metro of, om preciezer te zijn, de RER, de roze E-lijn richting Chelles-Gournay en al meteen in het eerste station Magenta uitstappen, om me dan door een ondergronds kluwen van gangen, trappen en rolbanden naar de kluizenruimte in het station te begeven. Pas nadat ik mij van mijn last bevrijd had, kon ik mij overgeven aan mijn tweede programmapunt.

Dat programmapunt was: niets. Letterlijk, ik wilde zes uur lang niets doen. ’t Is te zeggen: niets moeten doen. Ik zou gewoon langs de boulevards en straten slenteren, zonder doel, gewoon mijn ogen, neus en oren de kost geven. Flaneren. Het betere Passage-werk, zeg maar.

En dat heb ik dus gedaan. Zes uur lang, niets anders dan niets.

Nu, drie weken later, vraag ik mij af wat van die slentertocht zou zijn overgebleven indien ik er geen enkel spoor van zou hebben bewaard. Ja, ik kan mij enkele details voor de geest halen – een straatbeeld; de markante kop van een passant; de sirene van een voorbijsnellende ambulance die, nu ik het hier opschrijf, drie blauwe busjes met geblindeerde ruiten van de gendarmerie oproept die, achter elkaar aan, het justitieel complex aan de Quai des Orfèvres vlakbij de Notre-Dame verlaten; de plakkaten bij de Notre-Dame waarop te lezen is hoe het staat met de herstellingswerken; en nog wel wat meer onsamenhangende fragmenten – maar alles bij elkaar moet ik nu toch vaststellen dat die zes uren nagenoeg volledig zijn verdwenen, zo grondig dat ze evengoed niet hadden kunnen plaatsvinden, alsof ik een overstap in hetzelfde station had gemaakt of zelfs helemaal geen overstap. Alsof ik helemaal niet in Parijs zou zijn geweest.

Maar ik heb enkele foto’s en notities gemaakt. Daarmee kan ik aan dat niets toch enige vorm geven.

(Daarover morgen meer.)