donderdag 22 augustus 2013

los ingeslagen 107

17 juni 2013

Bij Proust gaat het hierom: de ontdekking van het eigen schrijverschap als remedie tegen het verdriet dat wordt veroorzaakt door het onvermogen echt gelukkig te zijn, door het onvermogen om echt lief te hebben – want die twee, gelukkig zijn en echt liefhebben, zijn bij Proust synoniem. En echt liefhebben, de volle vreugde van de liefde, kan alleen als de liefde wordt beantwoord. Het onbeantwoord blijven van zijn (talrijke, homoseksuele) liefdes is in het leven van Proust een hardnekkige constante.

Beantwoord of niet, de liefde mondt altijd uit in onverschilligheid. Het object (voorwerp) van de liefde laat op den duur koud, of laat het afweten, of verdwijnt. Bijvoorbeeld door de dood. William C. Carter toont – in Proust verliefd – overtuigend aan dat Proust zijn door hem aanbeden chauffeur/vliegenier Alfred Agostinelli in zijn roman heeft gepersonifieerd in de figuur van Albertine. Net als Agostinelli, die verongelukt met een vliegtuig, sterft ook Albertine veel te vroeg. Het onvermijdelijke lot van deze liefde is dat het verdriet om de dood van de geliefde verglijdt in onverschilligheid en uiteindelijk in vergeten. Dat is de uiteindelijke mislukking van elke liefde: zij vermag de vergankelijkheid en de dood niet te overwinnen. Maar waar de liefde faalt, slaagt de romanschrijver: ‘de herinneringen aan de mensen van wie we hebben gehouden en de gelukkige dagen die we samen hebben doorgebracht, kunnen als een kostbaarheid worden bewaard in een roman’ (176). Dat is de ware betekenis van het leven en van de kunst van Proust (en van vele andere kunstenaars): de dood tijdelijk te overwinnen. Tijdelijk, uiteraard, want geen enkel kunstwerk zal de eeuwigheid veroveren. Maar toch een beetje, soms. De herinnering aan de mensen die ons zijn ontvallen, vervaagt al vlug: we vergeten hen na een paar jaar (als we al niet veel eerder tot de orde van de dag zijn overgegaan, zo gaat het nu eenmaal). Sommige kunstwerken daarentegen waarin wij diegenen die ons vroegtijdig zijn ontvallen ‘vereeuwigen’, verdwijnen na hooguit een eeuw. (Maar het overgrote deel  wordt veel eerder versnipperd, verpulverd of meegegeven met het oud papier, of loopt voorgoed verloren in een van onze digitale waanwerelden).