maandag 1 november 2010

baraque lecture 76

Meestal is lezen een vreugde-verschaffende activiteit, maar soms doet het vooral pijn. Niet dat daarmee op zich iets mis is. Kunstwerken zijn afspiegelingen van de samenleving waarin ze tot stand komen; in wankele samenlevingen – zoals de onze – kan het gebeuren dat de ontvanger van esthetische genoegens masochistische trekjes moet vertonen. Dosering is echter aangewezen: het overkomt je maar beter niet te vaak. Ook als lezer draagt de mens die witte laboratoriummuis in zich die na herhaalde lering pijnprikkels uit de weg gaat, hoe groot ook het stuk kaas dat achter de stroomstootverdeler ligt te lokken.
Mij overkomt het eens om de tien of twintig jaar en daarmee blijft de dosis pijnlijk lezen verteerbaar. Gisteren en vannacht was het dan weer eens zover. Niet ik zette mijn tanden in het boek maar het boek in mij – en het heeft me nog altijd niet losgelaten.

De wereld als markt en strijd (de vertaling van Extension du domaine de la lutte) is Michel Houellebecqs eerste roman. In ons taalgebied debuteerde Houellebecq met Elementaire deeltjes, maar Extension… was daaraan voorafgegaan. Het werd gepubliceerd in 1994, Houellebecq was 36.

Als een boek mij pijn kan doen, is het op grond van de inhoud, niet van de vorm. (Wellicht is dat bij de meeste lezers zo, maar ik heb geen enkele grond om die veralgemening te maken en ik zal dat dan ook niet doen.) Alleen al dat zeggen, dat de inhoud van De wereld als markt en strijd pijn doet, is een vérgaande openhartigheid want de meningen die Houellebecq in die roman wereldkundig maakt zijn wat je noemt verre van politiek correct. (Intussen, we zijn alweer een week verder en ik ben ook Elementaire deeltjes beginnen te lezen, weet ik dat de uitdaging om ten aanzien van dát boek betrokkenheid te bekennen, je nog veel verder uit je tent lokt.)

Een van de vele interessante en zéér tot nadenken stemmende stellingnamen in De wereld als markt en strijd is de theorie van de dubbele strijd die mensen (mannen) moeten leveren in dit leven: de economische en de seksuele. Tot in hun uiterste consequenties doorgevoerde liberalisering en concurrentie in de economie en in seksuele aangelegenheden maken dat de ongelijkheid in beide domeinen ten top wordt gedreven. Net zoals er een kloof bestaat tussen de weinige puissant rijken en de overgrote massa van armoezaaiers, zo heb je ook op het seksuele slagveld, zeker wanneer de code van het huwelijk het heeft begeven (waardoor de meeste mannetjesdieren toch een vaste partner aan zich weten te binden), een onoverbrugbare kloof tussen enkele geprivilegieerden die zich een opeenvolging van efemere betrekkingen weten te veroorloven en de grote massa lelijkaards en sukkelaars die nooit of zo goed als nooit aan de bak komen.

Ik schrijf het hier met opzet bijzonder sec neer om te illustreren hoe brutaal en onopgesmukt Houellebecq zijn theorieën ontvouwt:

In een volkomen liberaal economisch stelsel vergaren sommigen enorme rijkdommen; anderen kwijnen weg in werkloosheid en armoede. In een volkomen liberaal seksueel stelsel hebben sommigen een afwisselend, opwindend seksleven; anderen zijn veroordeeld tot masturbatie en eenzaamheid. (…) Sommigen winnen op beide fronten; anderen verliezen op beide.

toevoeging 101101: ‘De kloof tussen de academische, op het schone gerichte benadering van literatuur en de ondermijnende [betekenis] die literatuur kan hebben voor ons feitelijke leven…’ (George Steiner, Verval van het woord, 2)