zaterdag 2 februari 2008

37 * 25,30 * 286

Het hele eind langs de Oostendse Steenweg valt er niets te beleven. Voortdurend het gerucht van auto’s die mij voorbijsnellen, de zon staat laag en verdwijnt uiteindelijk achter een wolk die vanuit de Noordzee het land in trekt, miljoenen kiezeltjes liggen op het fietspad, een vliegtuig bereidt de landing voor, remt af, daalt. In het terugkeren hoor ik langs het kanaal, bij een alleenstaande hoeve waar alles potdicht lijkt, twee mannen een Oost-Europese taal spreken. Even denk ik: inbrekers. Moet ik iets of iemand verwittigen? Ik doe het niet, natuurlijk niet, maar dan denk ik weer: straks zit daar een oude boer gekneveld op een stoel toe te kijken hoe Pjotr en Waclaw de juwelen van zijn nog maar net overleden echtgenote in een juten zak proppen. Of nog iets ergers, eventueel. Kijk, twee aalscholvers die vanuit stilstand op het water opvliegen, hoe sierlijk. Een reiger stijgt op van op de oever, wint hoogte, maakt een bocht. Ik vergeet de Polen. Of Roemenen.