
Om maar te zeggen dat ik niet van plan ben om te jubelen over de tweede roman van deze wonderboy uit New York, dat trouwens alweer een wereldwijd succes blijkt te zijn. Het is me allemaal iets té goed geschreven, té spits, té vernuftig. Té vrijblijvend ook. En ik verdraag niet dat zeer delicate morele-grenskwesties voor entertainmentdoeleinden worden ingezet. Het wordt op den duur zo’n maakwerk, dat het mij koud laat – en dat kan toch niet de bedoeling zijn geweest. Toen ik bij de laatste twintig bladzijden aanbelandde, was ik de draad kwijt, en eigenlijk interesseerde het me al niet meer waar het om draaide.
Ik werd onder meer door een zijdelingse kwestie afgeleid. JSF is de echtgenoot van de al even succesrijke Nicole Krauss, wier De geschiedenis van de liefde ik het hier een week of twee geleden wel nog met enig enthousiasme vernoemde. In een interview toont Krauss zich gepikeerd wanneer haar wordt gevraagd naar de onmiskenbare verwantschap tussen haar boek en dat van haar echtgenote. Nu ik Extreem luid en ongelooflijk dichtbij heb gelezen, begrijp ik waarom. De gelijkenissen tussen beide romans – in de opzet, de thematiek, de structuur, de ‘vernieuwing’, de details – springen zo in het oog dat het niet mooi meer is om te doen alsof deze gelijkenissen er niet zijn. Op een gegeven ogenblik kreeg ik zelfs de indruk dat hier een schrijversduo aan het werk is, dat de ene keer met JSF signeert, en de andere keer met NK. Daar is op zich niets op tegen, maar het expliciet ontkennen van deze samenwerking is sneu.